Trilogie De Robbedoesvrienden vanaf 2023

17 maart 2022 Vooruitblikken

We hebben nog een nieuwtje over Robbedoes. Je weet inmiddels al dat in oktober een nieuw album, deel 56, verschijnt in de reguliere reeks Robbedoes en Kwabbernoot (zie dit bericht). Supergroom houdt er "misschien" na drie delen mee op. En op 22 juni verschijnt het vierde en laatste deel van Emile Bravo's minireeks Hoop in Bange Dagen. Dupuis ziet een gat voor iets geheel anders rond Robbedoes, met thema's die we al bij diverse stripmakers hebben gezien. Begin 2023 verschijnt namelijk het eerste deel van de trilogie De Robbedoesvrienden die zich afspeelt tijdens de bezetting van de nazi's in Brussel. David Evrard is de tekenaar. Van zijn hand verscheen onlangs het eerste deel van de reeks Irena bij Silvester, ook al een verhaal dat zich afspeelt tijdens de Tweede Wereldoorlog. 

De Robbedoesvrienden is een beetje een eerbetoon aan Jean Doisy, voormalig hoofdredacteur van Robbedoes die zich tijdens de Tweede Wereldoorlog actief inzette voor het verzet (zie het artikel verder op deze pagina). De trilogie voert niet de stripheld Robbedoes op, maar wel het gelijknamige weekblad, dat tijdens de bezetting een tijdlang niet mocht verschijnen. We volgen een kind, een Robbedoes-lezer, dat ook betrokken raken bij het verzet, te vergelijken met de fantastische reeks Kinderen van het Verzet van Benoît Ers en Vincent Dugomier. De toon van De Robbedoesvrienden zal net zo stevig en dramatisch zijn, maar wel bedoeld voor een jeugdiger publiek. Het verhaal is gebaseerd op ware feiten.

De info van de uitgeverij: "Wist je dat de lezers van het stripblad Spirou/Robbedoes deel uitmaakten van het verzet tijdens de Tweede Wereldoorlog? Ze werden gedreven door de idealen van hun leesclub: de Robbedoesvrienden.

Marcinelle, september 1943. Een jonge lezer van het blad Spirou ontdekt dat zijn favoriete weekblad plotsklaps verboden wordt door de bezetter. Het bloed stolt hem in de aderen en hij beslist zijn vrienden samen te roepen om een verzetsgroep te beginnen. De trilogie De Robbedoesvrienden is gebaseerd op een waargebeurd verhaal en gaat over een stichtelijke periode tijdens de Tweede Wereldoorlog. Een tijd waarover Jean Doisy, de toenmalige hoofdredacteur van Spirou/Robbedoes, een prachtige en ontroerende tekst schreef. In het door de nazi’s bezette België grepen meerdere jonge lezers naar de wapens, en dat des te heviger omdat hun blad hen had opgeroepen zich niet te laten ‘charteren’ en de erecode van de club de Robbedoesvrienden na te leven. Twee van de leden kwamen om het leven en Jean Doisy, zelf een grote verzetsstrijder en schrijver van de morele code in 1938, zal dat verlies de rest van zijn leven met zich meedragen. Verteld op maat voor jongeren wordt de reis van de verzetskinderen in deze serie opnieuw afgelegd. Van hun bewustwording tot de manier waarop zij elke subtiele oproep van de krant letterlijk namen, elk van hun heldendaden weerklinkt in een van de negen morele verbintenissen van de Robbedoesvrienden."

De “Eerewet" van Robbedoes

Al in 1938 richtten Jean Doisy (echte naam Jean-Georges Evrard) en Georges Troisfontaines als redacteurs of medewerkers van het weekblad Robbedoes de Clubs Spirou A.d.S (Amis de Spirou) en C.S.A. (Club Spirou Aviation) op waar ook Nederlandstalige varianten van bestonden. Tot de Robbedoesclub behoorde een "Eerewet" met punten waar elk lid zich aan diende te houden. De teksten komen vandaag hilarisch en potsierlijk over, maar ook behoorlijk reactionair. Wie er zich niet aan hield, werd vergeleken met deserteurs en die verdienen "den kogel"!... Toch zijn de clubs misschien wel medeverantwoordelijk voor het verzet tegen de Duitse bezetter.

Jean Doisy was officieus de eerste hoofdredacteur van het weekblad. Zijn hoofdtaak bestond erin om de verschillende Robbedoesclubs in stand te houden en uit te breiden. Tegelijk organiseerde Georges Troisfontaines de werking van de Club Spirou Aviation, een club voor vliegtuigliefhebbers. Na de Bevrijding richtte hij het agentschap World Press op om strips te leveren aan onder meer Robbedoes. Tekenaars en scenaristen als Victor Hubinon (voor wie Troisfontaines Buck Danny 'uitvond'), Jean-Michel Charlier, Dino Attanasio, MiTacq, René Goscinny en andere debutanten verbond hij aan het agentschap.

Het idee was om met deze clubs de band met de lezer aan te halen en een grotere betrokkenheid te scheppen. Vooral in redactionele stukken werd er regelmatig naar verwezen. En het had succes! In die mate zelfs dat ze tijdens de Tweede Wereldoorlog — waarin het blad niet mocht verschijnen van de Duitsers — nog hun nut zouden bewijzen om de aangesloten lezers te bereiken. Doisy verliet in 1948 het weekblad om de redactie te vervoegen van Drapeau Rouge, het tijdschrift van de Belgische communistische partij.

Tussen 2 september 1943 en 5 oktober 1944 mocht het blad dus niet verschijnen nadat het tussen 9 mei en 22 augustus 1940 al eens werd onderbroken. Via de afdelingshoofden van de verschillende Robbedoesclubs in het land kon de uitgeverij niettemin een contact onderhouden door hen te informeren over de publicaties en het gefabriceerde materiaal voor de clubs dat nog beschikbaar was, zoals promotiemateriaal in de vorm van vlaggetjes, speldjes, lidmaatschapskaarten, zelfs modelvliegtuigjes en dergelijke meer. Deze officiële correspondentie verving het weekblad tijdens de verschijningsonderbreking. Van deze documenten is vandaag zowat alles onvindbaar.

Toch kreeg Dupuis de toestemming (met het door de Duitsers opgegeven toelatingsnummer 7363) om onder een andere vorm de naam van het weekblad te bestendigen en wel onder de vorm van een dikke uitgave: de Robbedoes-Almanak uit 1944. Daarin staan alle punten van de "Eerewet" die Jijé illustreerde met telkens twee stripstrookjes.

Vooral in Wallonië organiseerden of sponsorden de verschillende clubs allerlei evenementen, zoals eigen sportcompetities waaronder voetbal. De vliegclub organiseerde natuurlijk wedstrijden voor modelvliegtuigjes. Tijdens de oorlog verbood de bezetter het merendeel van de evenementen van alle officiële jeugdclubs, zoals de scouts. Daardoor kon de Robbedoesclub in het gat springen en meer leden aantrekken. In mei 1940 telde het ledenaantal nog een bestand van 5.000 lezers. In april 1943 was dat al 40.000, waaronder 25.000 voor de CSA.

Vanaf september 1939 al waren de clubs vrij militant. Troisfontaines verlegde zijn redactionele aandacht voor modelbouw naar de techniek van luchtgevechten. Dat trok uiteraard de aandacht van de bezetter. Eerst werden de clubs nog oogluikend toegestaan, maar vanaf juli 1943 mocht er geen enkele manifestatie of bijeenkomst van de clubs meer doorgaan. Papier werd in beslag genomen, Dupuis moest op hun persen het propagandatijdschrift Signaal drukken en moest de aanwezigheid van een Duitse officier op de redactie dulden. Maar Dupuis weigerde. Een maand later moest de uitgeverij de verschijning staken van Spirou, Robbedoes, Bonnes Soirées en De Haardvriend.

Als overkoepelend orgaan moest Dupuis zich gedeisd houden, maar dat was buiten de afdelingshoofden gerekend. Lokale clubs gaven hun eigen tijdschriftjes uit. Allemaal amateuristisch van samenstelling en aard en veelal vrij onschuldig, terwijl dat bij andere clubs heel wat minder was. Verschillende clubs waren een broeihard voor een net heel actief verzet. Helaas liepen veel leden tegen de lamp, werden opgepakt en gedeporteerd naar de Duitse concentratiekampen. Weinigen keerden terug. Een van deze militante clubs werd geleid door Jean-Jacques Oblin die Troisfontaines later opvolgde op de redactie van de naoorlogse CSA. Hij gaf het clandestiene verzetstijdschrift Nos Jeunes en Guerre uit waar vier nummers van zijn gekend. Alle vier dragen ze in de hoofding het getekende portret van Robbedoes.

De toekomst van het weekblad was onzeker. Het blad riep daarom snel genoeg de bestuursleden van hun clubs op om Robbedoesactiviteiten te organiseren. In 1943 nam het bestuur van Doornik het initiatief om kleine brochures uit te geven met praktische inlichtingen om zelf een marionettentheater op te zetten. Het initiatief kende een aardig succes. Dupuis gaf daarna zelf een vijf- of zestal gelijkaardige brochures uit met daarin de helden van het weekblad. Ze werden verkocht vanaf 2 september 1943, de dag waarop het laatste nummer van Robbedoes verscheen. De 32 pagina's van deze brochures liepen van het ene nummer door in het andere en bevatten na te spelen sketches (van middelmatige kwaliteit) met helden als Jan Kordaat. 

In diezelfde geest ondersteunde Robbedoes officiële poppenspelen. Tussen 1942 en 1945 zag Dupuis de naam van Robbedoes in Vlaanderen gestand dankzij Nonkel Riks Poppenkast. In Wallonië speelde André Moons in dezelfde periode zijn spel met zijn Marionnettes d'Art du Farfadet. Voor een van Moons' opvoeringen tijdens de oorlog schreef Jean Doisy een stuk waarin een marionet voorkwam die Fantasio heette, Kwabbernoot dus.

Opvoeringen met echte acteurs vonden ook plaats. Tijdens de oorlog was dat lokaal naar het initiatief van de clubs, maar van 1945 tot 1948 organiseerden meerdere bestaande theatergezelschappen dergelijke voorstellingen. Onder de vlag van Spirou-Théâtre speelden de twee gezelschappen van Le Farfadet en Semeurs samen tijdens de zomers van 1950 en 1951 aan de Belgische kust.

Na de Bevrijding schreven de redacteurs over meer algemene onderwerpen. De vlam van Jean Doisy, met zijn katholiek-bolsjevistische teksten, was uitgedoofd. De uitgever richtte zijn pijlen op Frankrijk en Nederland voor de expansie van het weekblad. De redactionele aandacht en rubrieken voor de clubs maakten plaats voor internationale ambities. De clubs verloren sowieso al aanhang door de hernieuwde opkomst van officiële jeugdverenigingen. De clubs bestonden nog maar uit een lidkaart, een insigne en enkel voordelen. In 1957 trok Dupuis definitief de stekker uit de clubs, hoewel in de jaren 1950 nog vier nieuwe clubs, aangepast aan moderne tijden en de evolutie van het blad, het licht zagen. De formule sloeg niet meer aan. De activiteiten ruimden baan voor beter georganiseerde of gesponsorde sport- of promotieactiviteiten. België kende zijn strandspelen vanaf 1950 en een heus Robbedoes-circus toerde rond in België in 1959 en 1960 en daarna in Frankrijk van 1961 tot 1974. Maar dat leidt ons ondertussen al ver weg van de "Eerewet" van de Robbedoesclub.

 

Alle bovenstaande info was al vergeten bij de lezers van de stripreeks. Documentalist en grote Robbedoes-kenner Yann bracht een en ander later in herinnering in het vijfde Robbedoes-one-shot Piccolo in Veldgroen uit 2009 dat zich in het oorlogsjaar 1942 afspeelt. In dit verhaal blijkt Robbedoes, behalve een luistervinkende schoenpoetser in het Moustic Hotel, een actief verzetslid te zijn. Het Moustic Hotel is in dit verhaal opgevorderd door de Gestapo en in dat midden valt wel eens interessant nieuws te rapen waar het verzet wat mee kan aanvangen. Robbedoes alias "Waalse Eekhoorn" staat in radiocontact met de communistische verzetscommandant Doisy alias "Ardenner Everzwijn". Jawel, diezelfde Jean Doisy uit de bovenstaande historiek. 

Dat een communist als Doisy (en dan nog een behoorlijk fervente ook) een oerkatholiek blad als Robbedoes bestierde, valt bijna niet te begrijpen. Omdat Yann van Doisy enkel een slechte foto had, liet hij hem door tekenaar Olivier Schwartz modelleren naar een andere bekende in de Robbedoes-geschiedenis: Jijé. Het hoofd van de Ardenner Everzwijn is in de strip dus dat van Jijé.

Ook Emile Bravo greep terug naar deze boeiende verzetsperiode in zijn minireeks Hoop in Bange Dagen.

Bron: Spirou 1938-2008: 70 Ans de Suppléments — Philippe Mouvet, Editions L'Age d'Or