Jean-Jacques Sempé (89) overleden

11 augustus 2022 Overlijdens

De Franse tekenaar Jean-Jacques Sempé is overleden. Aanstaande 17 augustus zou hij 90 worden. Frankrijk verliest in één klap een van haar grootste illustratoren. Hij stierf vredig op donderdagavond 11 augustus in zijn vakantiehuis bij zijn familie.

Sempé is de tekenaar van De Kleine Nicolaas, geïllustreerde leesverhalen met teksten van René Goscinny die oorspronkelijk een stripreeks was. De reeks liep tussen 1956 en 1965 en leverde 223 verhalen op. Er volgden vertalingen in een veertigtal talen, overal ter wereld en ook in het Nederlands, met een gezamenlijke verkoop van zo'n 15 miljoen exemplaren. Van De Kleine Nicolaas bestaan ook films, radiohoorspelen, een tekenfilmreeks en ettelijke herdrukken, verzamelalbums en nieuwe edities.

Sempé werkte daarnaast als illustrator en cartoonist voor tal van andere publicaties, waaronder sinds 1978 The New Yorker waarvoor hij meer dan zeventig coverillustraties tekende. Door het succes van De Kleine Nicolaas als boekenreeks publiceerde Sempé's uitgeverij Denoël vanaf 1962 bijna jaarlijks een illustratiealbum. Tot 2010 volgden niet minder dan veertig van die boeken waaronder de reeks Un Peu de Paris, zijn visuele eerbetoon aan de Franse hoofdstad.

In zijn cartoons komen vaak klein getekende mensjes voor in grote stads- en andere decors. Eerder dit jaar verscheen bij Uitgeverij Oevers nog een vertaling van Sempé's Het Geheim van Raoul Taburin, over een fietsenmaker die niet kan fietsen. Het door Sempé in 1995 geschreven en getekende verhaal werd in 2018 verfilmd met de Belgische acteur Benoît Poelvoorde in de hoofdrol.

De Kleine Nicolaas

Het hoofdpersonage Nicolaas is een jongetje door wiens ogen we zijn omgeving meemaken, thuis, op school en op vakantie. In de verhaaltjes schuilen kleine momentjes van geluk en kinderdrama's. Allemaal komisch verteld met heerlijke dialogen en weerspiegelingen van de scherpzinnige ukkepuk. Er valt wel wat te lachen, zoniet te schaterlachen. Ofwel door de rake typeringen van mensen, reacties en situaties ofwel door de situaties zelf. Dit alles opgeluisterd met Sempé's zorgeloze lijnenspel. Het tijdloze van De Kleine Nicolaas kwam net door het gedemodeerde karakter, al vanaf de eerste publicatie. Al moeten we het tijdperk toch situeren "ergens in de jaren 1950" (met de opkomst van de televisie) en "ergens in een Franse stad".

Sempé maakte De Kleine Nicolaas aanvankelijk in zijn eentje voor het door Dupuis uitgegeven Le Moustique, waarvoor hij samen met onder meer André Franquin, Morris, Eddy Paape, Jijé, Will en Peyo ook covers tekende die net zo goed voor Humoradio, de voorloper van Humo, werden gebruikt. Het was niet meer dan een losse tekening van een jongetje in korte broek dat in de modder liep. En elke week kwam het jongetje terug, tot de hoofdredacteur hem vroeg een naam te bedenken voor het joch. 's Anderendaags, op weg naar de redactie, kwam Sempé een publiciteitsbord tegen voor het wijnmerk Nicolas.

De verkoop van de tekeningen verliep via World Press, het Belgische agentschap van Georges Troisfontaines. Op een zachte namiddag in de lente van 1955 werd Sempé door Troisfontaines aan de net uit de VS teruggekeerde René Goscinny voorgesteld. Allebei erg verlegen gasten, maar met een gemeenschappelijke fascinatie voor enkele tekenaars die in The New Yorker publiceerden, een Amerikaans tijdschrift waar Sempé jaren later zelf nog voor zou illustreren. In de ogen van Sempé was Goscinny een avonturier — hij had in New York gewoond! — die Engels en Spaans kon spreken. Diezelfde avond nog gingen ze samen dineren in een brasserie en werden ze vrienden. 

Enkele maanden later vroeg Le Moustique Sempé om een stripverhaal waar hij geen ervaring in had. Aan Goscinny vroeg hij medewerking voor het schrijven van scenario's. Onder het door Sempé voorgestelde pseudoniem d'Agostini volgden 28 strippagina's in kleur en werd De Kleine Nicolaas nu echt geboren.

Aan het begin van de lente in 1959 zocht Henri Amouroux (een latere belangrijk auteur/historicus over de Franse collaborateurs) een ietwat originele pagina voor een Paasnummer van Sud-Ouest Dimanche, waar hij toen de hoofdredacteur van was. Hij had een afspraak met Sempé en Goscinny in een café. Goscinny lanceerde het idee om iets met Nicolaas te doen. Enkele dagen later bezocht Goscinny de tekenaar met een uitgetikte tekst waarin alle personages voorkwamen en de catchphrases die nog vaak zouden terugkomen in de verhalen. De toon was al bij de eerste tekst gezet. Een eerste verhaal in deze vorm verscheen op 29 maart 1959. Enthousiaste brieven van lezers volgden in de dagen erop. Wat als niet meer dan een eenmalige bijdrage was bedoeld, kwam als wekelijkse serie terug om in oktober 1959 ook in het dan nieuwe Franse stripweekblad Pilote te verschijnen, waarin Asterix voor het eerst opdook. Talrijke lezers dachten dat het geschreven was door een opvoedkundige, of tenminste door een papa met ervaring. Noch het een noch het andere dus. Beide auteurs deden gewoon een beroep op hun jeugdherinneringen met Goscinny als voorbeeldige leerling op het Frans lyceum in Buenos Aires en Sempé als een herrieschopper en lawaaimaker op diverse scholen in Bordeaux. Meer dan tweehonderd teksten werden geïllustreerd en gepubliceerd. Slechts één enkele keer leverde Sempé commentaar op een zin waarin een kind zei "Onze moeders zijn lief". Sempé vond dat een kind eerder "Onze mama's zijn lief" zou zeggen. Een ultragevoelige Goscinny nam dit zeer kwalijk op. Vanaf dan had Sempé geen enkele opmerking meer over de teksten. Later zou hij trouwens verklaren dat hij een hekel heeft aan strips en ze zelf niet wenst te maken.

Snel volgde een eerste boekpublicatie. De echtgenote van Alex Grall, eigenaar van uitgeverij Denoël, had de gewoonte om zijn vakanties door te brengen aan de kust van Bordeaux. Elke zondag amuseerde ze zich met met De Kleine Nicolaas in Sud-Ouest. "Je zou dit moeten uitgeven", stelde ze haar man voor. Van het een kwam het ander. In 1960 kwam een vierkantig boek uit dat weinig daarna in Duitsland vertaald raakte. Toch werd het een flop. Maar door één enkele boekhandelaarster werd de serie gered. Uitgevers hadden de gewoonte om boekhandelaars een dertiende boek van een titel gratis te geven bij twaalf bestelde exemplaren. als vorm van promotie. De boekhandelaarster kwam elke week bij Denoël voor twaalf nieuwe exemplaren en een dertiende erbovenop. Tussen 1960 en 1964 kwamen vijf verhalenbundels uit. Vertalingen volgden pas in 2005 tot 2009 bij Atlas met in totaal vijf verschenen boeken.

Het leeuwendeel van de kinderboeken werd verkocht in Frankrijk. Er liepen 220 buitenlandse contracten voor meer an veertig talen. Ook in Polen, Duitsland en Griekenland werd De Kleine Nicolaas een bestseller. Het kwam op de leeslijst terecht van het vijfde en zesde leerjaar. Op persoonlijk niveau hielp het Goscinny zijn toekomstige vrouw Gilberte kennen. Op een cruise liet hij haar een boek van De Kleine Nicolaas lezen zodat ze een idee had van wat hij maakte. Voor de rest kende ze zijn œuvre niet. Tijdens het lezen zei ze tegen zichzelf dat deze man een genie is. Een genie bovendien met wie ze zich niet veel later zou verloven.

In een van de episodes kwam het personage Iznogoedh voor. Een leraar probeert de schoolkinderen te kalmeren door hen een verhaal te vertellen over een kalief in een ver land die een gemene vizier had. Voor de lancering van het tijdschrift Record vroeg men Goscinny een nieuwe stripserie voor tekenaar Jean Tabary. Hij hoefde niet ver te zoeken, het werd deze nijdige vizier.

Net zoals met Albert Uderzo voor Asterix werden de auteursrechten fiftyfifty verdeeld. Na de stopzetting in 1965, op vraag van Sempé, vroeg Goscinny zich nog af of hij de serie zou verderzetten met een andere tekenaar of helemaal alleen zonder tekenaar. In de jaren 1970 kwam Sempé er zelf nog op terug naar aanleiding van het mengen van de scholen waarbij ook Nicolaas met meisjes in de klas zou kunnen komen te zitten. Het idee sprak Goscinny wel aan, maar een maand later stierf hij.

De boekenreeks verhuisde van Denoël naar Folio die de reeks herdrukte op pocketformaat. Sinds 1960 gingen van het eerste deel 155.000 exemplaren over de toonbank bij Denoël. De pockets kenden een veel grotere verkoop van 3,1 miljoen exemplaren. Ook de vier andere volumes kenden een significant hogere verkoop als pocket met een gemiddelde verkoop van 1,7 miljoen exemplaren per deel.

In 2003 vond Anne Goscinny tientallen uitgetikte verhalen terug, onuitgegeven in boekvorm of tijdschriftpublicatie. De op orde gestelde Goscinny hield zelf bij welke verhalen hij selecteerde voor publicatie en welke niet. Aymar du Chatenet, de man van Anne Goscinny, zocht onuitgegeven tekeningen van Sempé bij elkaar en besloot de twee te combineren tot een nieuw boek voor de zelfopgerichte uitgeverij Imav, een samentrekking van "mama" en "papa" in het Hebreeuws. De gemeenschappelijke "a" komt bovendien voor in Anne en Aymar. Een enkel in het Frans uitgegeven boek van 640 pagina's bundelde tachtig onuitgegeven verhalen. Een voorzichtige oplage van vijftienduizend exemplaren werd gedrukt. Na een enthousiaste bestelling van boekhandelaars krikte Imav de oplage op naar vijftigduizend exemplaren. Op 4 oktober 2004 kwam het boek uit, een donderdag. Op vrijdagmorgen 5 oktober belde een inkoopster van de jeugdafdeling van de Fnac om te zeggen dat ze het met hun bestelde voorraad nooit tot het weekend zouden halen. Ze hadden er niet genoeg. Daarna begon een driftig herdrukproces. In enkele maanden raakte het boek bij 640.000 Nicolaas-kopers. Het maakte van het boek dat jaar een bestseller in alle mogelijke literaire categorieën. In 2006 kwam een tweede bundel met vijfenveertig onuitgegeven verhalen uit. Sommige tekeningen bleken verloren en Imav vroeg aan Sempé om nieuwe tekeningen te maken voor een tiental verhalen. Hij stemde toe. Er raakten driehonderdduizend exemplaren van verkocht. In 2009 volgde een laatste bundel met tien onuitgegeven verhalen met zeventig aquareltekeningen van Sempé. Imav gaf daarna de complete reeks en de oorspronkelijke strippagina's opnieuw uit in vijftiend delen.

Van De Kleine Nicolaas werden ook vier hoorspelen op cd uitgebracht en diverse hoorspelen voor de Franse radio en podcasts, een verfilmde sketch in de film Tous les Enfants du Monde (1964), drie Franse films in 2009, 2014 en 2021 en een tekenfilmreeks uit 2009.

Anne Goscinny leverde op sociale media intussen ook een hommage aan Sempé. Ze schrijft:

"Jean-Jacques... Jij was de laatste in wiens ogen ik de lach van mijn vader zag. Goede reis en zeg hem dat ik van hem hou..."