André Beckers (93) overleden

10 juni 2021 Overlijdens

Op 5 juni overleed de Belgische tekenaar André Beckers. Door een auto-ongeluk in 1961 werd zijn lange carrière in de kiem gesmoord en schopte hij het niet tot het kransje van stripmakers die een respectabel aantal belletjes doen rinkelen bij stripliefhebbers, maar zijn productie is enorm. Hij was de eerste assistent van Victor Hubinon voor diens stripreeks Buck Danny en werkte voor of samen met klinkende namen als Jean-Michel Charlier, Greg, Hergé en MiTacq.

De in 1927 geboren Luikenaar publiceerde zijn eerste strip in 1942 in het scoutsblaadje Cocorico. Na een paar eigen creaties voor lokale tijdschriften begon hij in 1947 te werken voor World Press van Georges Troisfontaines. Dit agentschap van tekenaars en scenaristen, onder wie Jean-Michel Charlier, Victor Hubinon, Jean Graton, Jijé en Eddy Paape, leverde strips aan diverse tijdschriften met het weekblad Robbedoes als grootste afnemer. In 1946 werd hij de eerste assistent van Victor Hubinon voor de reeks Buck Danny waarvoor hij de decors tekende en de lettering verzorgde. Vaak poseerde hij voor Hubinon om houdingen na te tekenen voor de piloten Buck, Tumbler of Tucson.

Beckers raakte zelf ook aan werk in Robbedoes. Onder het pseudoniem Bek's illustreerde hij talloze technische tekeningen voor kronieken over de luchtvaart en de marine die werden geschreven door Charlier. Vanaf 1959 tekende hij zesentwintig korte verhalen van Oom Wim, de educatieve striprubriek met beknopte biografieën van historische figuren of over historische feiten en anekdotes. Beïnvloed door Buck Danny schiep hij in 1949 zijn eigen luchtvaartreeks, Mac Thomson, voor het Belgische stripblad Héroïc-Albums waar hij een collega werd van Maurice Tillieux.

In 1950 ging hij als perstekenaar aan de slag voor de krant La Meuse die hem aanwierf als baas van de tekenstudio. Het was een exclusief contract dat hem belette om strips voor andere media te tekenen. Hij kreeg er de leiding over vijf assistenten om het vele tekenwerk voor diverse publicaties van de mediagroep te te bolwerken.

Hij miste het tekenen van strips echter te veel en verliet in 1954 de studio. Hij verhuisde naar Brussel en zocht contact met Hergé, die hij sinds 1942 kende. Hergé gaf hem wat tekenwerk voor het weekblad Kuifje, waaronder een natuurrubriek. Te weinig naar Beckers' mening en hij stampte prompt zijn eigen detectivereeks Criquet uit de grond voor La Libre Belgique. Dankzij het agentschap International Press van Yvan Chevron kwam hij aan bijkomend werk. Hij kon zowel komische als realistische strips tekenen en raakte daardoor aan veel werk voor talloze Belgische tijdschriften en dagbladen of hun (jeugd)bijlagen, waaronder ook Het Laatste Nieuws, Gazet van Antwerpen en De Standaard. De strips die in deze kranten verschenen, raakten door het agentschap verder verspreid in Frankrijk, Zwitserland, Spanje, Portugal, Canada en Zuid-Amerika.

Voor het door zijn goede vriend Greg opgerichte blad Paddy liet hij een andere piloot in de lucht vliegen, Roger Rafale. Na vijf nummers was dat liedje uitgezongen, maar Beckers introduceerde Greg bij International Press. Beckers werd daardoor meteen Gregs eerste tekenaar, meer bepaald voor afleveringen van Criquet en Bison et Ouistiti en hij tekende er ook heel wat realistische korte verhalen voor. In 1966 en 1967 publiceerde het Vlaamse stripblad Ohee! vijf avonturen van Beckers' Seppeke.

Eind 1957 richtte hij zijn eigen agentschap op, Pub et BD, en kon snel op grote klanten als Coca-Cola, de supermarkteken GB en de Wereldexpo van 1958 rekenen. Opnieuw miste hij het tekenen van eigen strips en verkaste deze keer naar Parijs waar hij opnieuw voor een agentschap diverse stripreeksen kon ontwikkelen, waaronder Vic Volcan

In 1959 trouwde hij en schroefde hij zijn productie terug. Op vraag van Hergé kon hij aan het werk als artistiek directeur voor het weekblad Kuifje nadat Will die functie neerlegde en terug voor Robbedoes de stripreeks Baard en Kale ging tekenen. Na anderhalf jaar, in 1961, gooide een ernstig auto-ongeluk zijn leven overhoop. Na een lange revalidatieproces richtte hij met zijn vrouw, een decoratrice, een interieuragentschap op. Intussen ontpopte hij zich als scenarist en schreef sporadisch strips voor onder meer Glem, Claude Delabie, Luc Warnant, Manuel Ferreira, Fédor, Fernand Cheneval en voor MiTacq twee avonturen van Stany Derval. Waneer zijn hand het hem toeliet, tekende hij ook weer strips, waardoor zijn naam weer in Robbedoes en Kuifje begonnen te verschijnen. Voor deze laatste lukte het hem toch weer om heel wat korte, waargebeurde verhalen op scenario van Yves Duval te tekenen. Voor Vers l'Avenir creëerde hij Pouf le Fou du Roi die hij overliet aan Luc Warnant, de latere tekenaar van Soda.

In 1980 verschenen drie afleveringen van de detectivereeks Rozemarijn in Robbedoes. Ze vormen het sluitstuk van zijn stripcarrière. Intussen werd hij de directeur van een teken- en schilderschool in Jodoignes die hij vijfentwintig jaar zal leiden. Hij verwijderde zich steeds meer van het stripmilieu om zich toe te leggen op allerlei teken- en schildertechnieken. Hij ontwikkelde een nieuwe pasteltechniek waarmee hij heel wat erkenning vergaarde.

Op zijn tachtigste kon hij het weer niet laten en schiep hij een nieuw strippersonage, ingenieur Hazzaro. Het Waalse uitgeverijtje La Vache Qui Medite gaf verschillende oude strips van hem uit in album, wat hem tijdens zijn leven amper werd gegund.