352 of 1728
Carbon & Silicium
Robot Robbedoes
We lazen net een persbericht van Hyundai: in een hotel in Seoel start het Koreaanse concern met een proefproject waarin Plug & Drive-ondersteunde bezorgrobots instaan voor de roomservice. De piccolorobots zoeken hun eigen weg, kunnen de lift nemen, vaste en bewegende objecten vermijden en via deeplearning hun klanten herkennen. Robbedoes als robot, quoi! Het is maar een van de vele, bijna dagelijkse demonstraties van hoe artificiële intelligentie onze wereld overneemt. Een robotje dat maaltijden komt brengen, is nog schattig, maar dat het veel verder kan gaan én goed fout kan gaan, illustreert Carbon & Silicium. In een beeldroman van circa 270 pagina’s, die zowat evenveel jaren beslaat, krijgt de lezer een les over het belang van goed voor onze aarde en voor onszelf te zorgen, en wel door een koppel androïden. Het is ver gekomen als robots ons het goede voorbeeld moeten geven.
Ergens in de nabije toekomst worden in Silicon Valley twee robots gecreëerd met een kunstmatige intelligentie die eigenlijk niet slimmer kan: ze bevatten alle wijsheid ooit en denken daarenboven nog eens voor zichzelf. Hun maker Noriko streeft echter naar een AI met gevoelens, naar creaties die ook tot emoties in staat zijn. Ze houdt haar twee prototypes — Carbon, die een vrouwelijk uiterlijk kreeg, en de mannelijke Silicium — binnenshuis, terwijl de robots in massaproductie gaan. Ze worden voor alle mogelijke klussen aan het werk gezet, maar niet als volwaardige mensen behandeld: de robots moeten bijvoorbeeld in aparte treinwagons plaatsnemen en reizen in het vliegtuig in het bagageruim.
Op aandringen van Carbon, die iets van de wereld wil zien, trekken ze naar India. Daar maakt Silicium van de gelegenheid gebruik ervandoor te gaan. Hoewel beslist is dat de androïden slechts een levensduur van vijftien jaar hebben, kan Noriko geen afstand doen van Carbon. Ze bezorgt haar een manier om elke vijftien jaar via het net telkens een ander robotlijf te bewonen. Carbon maakt hiervan gebruik om op zoek te gaan naar Silicium, die zichzelf hackte om eeuwig te kunnen blijven functioneren en de wereld te ontdekken. Overigens, de combinatie van carbon (koolstof) en silicium tot siliciumcarbide is een zo goed als onverwoestbaar materiaal, onder meer gebruikt door NASA.
Terwijl de mensheid er ondertussen een zootje van maakt, zoeken beide androïden elkaar telkens weer opnieuw op, terwijl ze — omdat ze nooit uitgeschakeld zijn — vervolgd worden door de organisatie waarvoor ze werden gemaakt. Tientallen jaren gaan voorbij en bij Carbon groeit het besef dat de wereld van de mensen heeft gefaald: "Kán een samenleving wel werken als er mensen bij betrokken zijn? Is elke poging niet gedoemd uit te monden in ongelijkheid en geweld?" Volgens haar heeft het ego daar schuld aan: "Het ego kan onmogelijk buiten zichzelf denken. Als je eens wist hoezeer ik schoon genoeg heb van al die individuen die hun leven doorbrengen met het 'vinden van zichzelf'." Ze raakt ervan overtuigd dat de robots een andere weg moeten zoeken, een collectief, niet-materieel bewustzijn zonder zorgen of pijn. Maar Silicium houdt van de wereld zoals hij is...
Carbon & Silicium is weinig rooskleurige toekomstmuziek, maar zoals elke goede sciencefiction gaat het eigenlijk over onze wereld nu en wat we ervan aan het maken zijn. Sciencefiction houdt vaak een waarschuwing in, maar is op zijn best als dat zonder opgestoken vingertje gebeurt. Ook in deze beeldroman wordt nergens expliciet de mens veroordeeld voor het vervuilen van de aarde of zijn behandeling van robotslaven, maar de ervaringen van de twee androïden en hun poging eraan te ontsnappen zijn veelzeggend genoeg. Al houdt Siliciums keuze voor de wereld de hoop levend.
Carbon & Silicium is tegelijk schitterend en afstotelijk qua inhoud en vorm. Met opzet: het moet net ongemakkelijk confronterend en onthutsend lelijk zijn. De personages van Mathieu Bablet zijn niet bepaald aantrekkelijk te noemen, zeker niet naarmate de eeuwen verstrijken. Het legertje androïden dat met Carbon het ultieme universum zoekt is een haveloze bende verminkte scharminkels. Ook de menselijke figuren, die door het vervangen van organen en lichaamsdelen zelf steeds meer robot worden, tekent Bablet in bibberige, schijnbaar onzekere lijnen, terwijl de decors strak en loepzuiver zijn. Sterk tekenwerk. Het knapst is Bablet wanneer de robots in hun virtuele bewustzijn omgaan. In zweverige zachte geel-rood-paarse tinten en gedetailleerde architectuur lijkt dit zo wel een meer te verkiezen wereld dan de realiteit.
Dit boek aanpakken vergt best wat inzet van de lezer, die bij het eerste doorbladeren misschien nog afgeschrikt wordt, maar de inspanning loont. Het uitvoerige verhaal leest vlot en de androïden zijn als het ware personages van vlees en bloed, die uiteindelijk menselijker blijken dan hun aard dicteert. Prof. Noriko mag tevreden zijn.
KOEN DRIESSENS
352 of 1728