428 of 1728
Schipbreuk in de Tijd integraal
Ménage à quatre
Eind twintigste eeuw slingert de door "een gesel" bedreigde Aarde een moderne Adam en Eva de ruimte in, om het mensenras voort te zetten. Pas in de dertigste eeuw wordt Christopher gevonden en gewekt. Hij gaat meteen op zoek naar de vermiste Valérie. Inmiddels is Mara, de wetenschapster die hem vond, (om ons onduidelijke redenen) smoor geworden op de duizendjarige en ontzettend enggeestige Chris: klimatologische gesels noch ratachtige aliens die de mensheid bedreigen, houden de koppige aardbewoner van zijn missie. En zodra hij Valérie gevonden heeft, beseft hij toch iets te voelen voor Mara, die op haar beurt verdwijnt, waarop een jaloerse Valérie het dan weer aftrapt, enzoverder, enzovoorts. Chris ziet gelukkig zelf in dat hij een idioot is: "Ik kom uit een ver verleden, dus alles is mij even vreemd. Verrassingen zijn mijn dagelijks brood en ik kom steeds weer ergens terecht. Soms is het een hel, vrienden, een geweldige dwaas te zijn..." Deze eindeloze ménage à trois wordt dan nog een keer aangevuld met ene Quinine, een hoertje dat stilaan muteert tot gier, maar voor wie Chris ook meer dan gewone sympathie opbrengt.
Alle complexe verwikkelingen met vreemde volkeren, robots, religieuze fanaten en piraten in bijzonder fantasierijke werelden ten spijt draait de sf-reeks Schipbreuk in de Tijd vooral rond het getouwtrek tussen de drie jonge vrouwen en de onwrikbare held. Zelfs de nevenpersonages valt het op: "Als Valérie en Christopher elkaar zien, stoten ze elkaar ogenblikkelijk weer af", mijmert Christophers sidekick majoor Lisdal. "Zij gaat er vandoor en hij gaat haar weer zoeken." Mara krijgt het heen en weer: "Ik erger me dood! Valérie, altijd aanwezig, bezig weg te gaan of bezig te sterven. Hoe kan ik nou spoken en schimmen te lijf gaan?" O ja, Valérie gaat ook weleens dood, maar blijkt dan later een kloon te zijn. Nog een wonder dat Chris niet helemaal doordraait.
Wanneer Paul Gillon de reeks vanaf deel 5 voortzet zonder scenarist Jean-Claude Forest (die ergens in de reeks een knipoog geeft naar zijn Barbarella, die in gelijkaardige bizarre universa optreedt) wordt de rol van Christopher wat passiever, maar de reeks blijft zich kenmerken door wondere en vooral gevaarlijke werelden, en door erg veel, zelfs heel erg veel tekst en uitleg die vaak amper te volgen is. Het is dan ook vooral genieten van het knappe realistisch-fantastische tekenwerk van Gillon, eerder dan van de soms onwaarschijnlijke plot.
Een en ander verklaart allicht dat de reeks zelf wat schipbreuk geleden heeft in de tijd: de eerste tekeningen verschenen in 1964 in een blad dat algauw ter ziele ging, waarop de auteurs pas in 1974 het verhaal hernamen. Tot 1984 werden negen albums uitgebracht, die alle meteen in het Nederlands vertaald werden (weliswaar door vier verschillende uitgevers), met uiteindelijk nog een tiende, niet-vertaald deel in 1989. De vertaling door Dark Dragon Books van de nieuw ingekleurde Glénat-integrale (in vijf delen) is dan ook de eerste volledige Nederlandstalige uitgave.
KOEN DRIESSENS
428 of 1728