146 of 1728
Asterix 40: De Witte Iris
Goscinny waardig!
De best verkopende strip van het jaar is nu al bekend. Een nieuwe Asterix is commercieel gezien nog altijd het beste wat een uitgeverij kan hebben. Landelijke media en grote kranten berichten erover en ook in de supermarkten ligt het album met grote stapels te wachten op jonge en oudere kopers. Deze aandacht en commerciële belangen zorgen er ook voor dat de verwachtingen van publiek, fans en auteurs altijd hoog gespannen zijn. Met alweer het veertigste album van de 62-jarige Galliër Asterix en zijn onafscheidelijke metgezel Obelix zorgen scenarist Fabcaro en tekenaar Didier Conrad voor een geslaagd jubileum. De traditie vereiste dat het deze keer weer een avontuur dicht bij huis zou zijn en geen avontuur in exotische gebieden. De locatie maakt ook de uitdaging voor Fabcaro groter, want de uitgangspunten die hij kan hanteren zijn beperkter dan een verhaal dat zich in verre oorden afspeelt.
Viceversus, de lijfarts van Julius Caesar, is van mening dat “een bloeiende iris een heel woud kan opfleuren”. Hiermee bedoelt hij dat een legionair die gelukkig is ook meer strijdlust kan opbrengen. Niets is beter dan positief denken en gezonde voeding om de muitende en deserterende soldaten een halt toe te roepen. Caesar heeft zijn twijfels, maar wil Viceversus een kans geven en stuurt hem naar het Romeinse kamp Adfundum. Dat is een van de vier kampen in de buurt van een beroemd Gallisch dorp dat niet wil toegeven aan de Romeinse overheersing. Eenmaal in het dorp aangekomen, verspreidt Viceversus een hilarisch stuk positiviteit waardoor alle bewoners, maar ook de Romeinse legionairs en zelfs de everzwijnen in het woud, minder alert worden en men vooral bezig is met vredelievendheid en positief denken. Asterix en Panoramix vermoeden echter een minder positieve insteek en proberen de plannen van Viceversus te voorkomen.
Het eerste deel van het album doet ons denken aan de betere Asterix-verhalen in de lijn van De Intrigant (deel 15) en De Ziener (deel 19). Daarna verplaatst het verhaal zich naar Lutetia waar het een losstaand vervolg vormt op Het IJzeren Schild (deel 11). Tegenwoordig is Lutetia uiteraard bekend onder haar beroemde naam Parijs. Deze combinatie van verplaatsen van de provincie naar de stad en een verhaal dat ons doet denken aan de hoogtijdagen van Asterix-medeschepper René Goscinny zorgt ervoor dat De Witte Iris een meer dan geslaagd Asterix-debuut is van Fabcaro. Zijn verhaal bevalt ons ook beter dan de meeste delen van zijn voorganger Jean-Yves Ferri, die de laatste vijf albums heeft geschreven. Normaal gezien is het de bedoeling dat Ferri weer de schrijverspen overneemt voor het volgende deel.
Met name de manier waarop Obelix zich weer gewoon als Obelix gedraagt, vinden we een geslaagde greep naar het verleden. De reis naar Lutetia wordt gemaakt met de Romeinse voorganger van de TGV. En waar de elektrische step in het heden niet meer is weg te denken uit Parijs doet de houten step al zijn intrede in de tijd dat het Gallische duo zijn voetstappen achterliet in Lutetia. Komisch is ook de scène waarin Obelix met weinig succes probeert te steppen. De wisselwerking tussen hem en stamhoofd Heroïx is meer dan geslaagd en oplettende lezers ontdekken op minimaal twee pagina's de vrienden van Idefix uit diens eigen spin-offreeks.
Deze terugkeer naar de tijd van de betere Asterix-verhalen gaat vergezeld door de tekenstijl van Didier Conrad die er opnieuw in slaagt grootmeester Albert Uderzo te benaderen. De vissen van Kostunrix, de valse noten van Kakafonix en de cameo van Roodbaard,... het feest der herkenning is weer begonnen.
DAI HEINEN
146 of 1728