De inbreng van Morris' broer Louis voor Lucky Luke

8 januari 2022 Flashback

Op 8 januari 2022 publiceerde de website Marsam een artikel met conclusies van een jarenlang onderzoek naar de rol van Louis (een afgeleide van Lodewijk of Lode zoals hij zich in het Nederlands liet noemen), de broer van Maurice De Bevere alias Morris, bij de totstandkoming van Lucky Luke en de eerste verhalen van de komische westernreeks. Overtuigende bewijzen uit familiearchieven moeten duidelijk maken dat Louis op de allitererende namen van Lucky Luke en Jolly Jumper — naar het voorbeeld van Donald Duck en Mickey Mouse — kwam, maar dat hij ook meerdere verhalen van Lucky Luke heeft geschreven, of er tenminste het basisidee voor leverde.

Terug naar 2017. Onderzoekers Michaël Baril en Clément Lemoine ontmoeten Danielle Monsch, de uitgeefster van Lucky Productions. Zij stelt Louis voor als de scenarist van alle Lucky Luke-verhalen voordat René Goscinny de reeks begint te schrijven. Om die bewering te verifiëren, proberen de onderzoekers de familie van Louis te contacteren. Zijn zoon Dirk overlijdt op 23 april 2018, maar diens dochter Yana wil het graag hebben over haar grootvader. Om Louis' inbreng te laten erkennen, opent ze de familiearchieven en brengt ze de twee in contact met Arvid Viaene, de voorzitter van de goochelaarsvereniging Inner Magic Circle van Kortrijk. Viaene is op zijn beurt de schrijver van een lezing over Louis in 2020. Uit dat onderzoek komen de eerste tegenstellingen tot de officiële versie bloot te liggen. In interviews gaf Morris zelf al te kennen dat zijn broer de synopsis van Dick Diggers Goudmijn (1947) heeft geschreven, met de aanvulling "en niets anders". In de archieven zijn nochtans meerdere stukken te vinden die meer dan dat aantonen. Zo bestaan er meerdere overschrijvingen, alsook een door Louis ondertekend ontvangstbewijs voor 2.000 Belgische frank die Louis van zijn oudere broer Maurice kreeg voor het scenario van het korte verhaal Lucky Luke en Androcles uit 1956, bedoeld voor Sprint, een kortstondige uitgave van Dupuis naast het stripweekblad Robbedoes.

De synopsis van Dick Diggers Goudmijn en het scenario van Lucky Luke en Androcles kunnen alvast toegewezen worden aan Louis De Bevere. Maar er is meer. Over Blauwvoeten op het Oorlogspad bestond twijfel. Het verschijnt in 1956 chronologisch tussen de avonturen De Spoorweg door de Prairie en De Bende van Joss Jamon, beide geschreven door Goscinny. Morris verklaarde indertijd dat dit komt doordat Goscinny toen in de Verenigde Staten werkte aan het tijdschrift TV Family in opdracht van Dupuis, die de Amerikaanse markt wou veroveren met een plaatselijke versie van hun weekbladen Humoradio (het vroegere Humo) en Le Moustique. Maar TV Family verscheen in 1952 en 1953. In 1956 was het al opgedoekt. Ook Goscinny hield zich aan die uitleg, maar bleef daar waziger over. "Ik heb een aflevering geschreven en daarna was er een onderbreking door een reis die ik in de Verenigde Staten maakte. Morris heeft in zijn eentje Blauwvoeten op het Oorlogspad gemaakt", laat hij in het Franse infoblad Schtroumpf nummer 22 (verschenen in september 1978) optekenen. Dat blijkt niet te kloppen, want in die periode ondernam Goscinny geen reizen naar New York nadat hij was teruggekomen naar Europa.

Pas veel later heeft Louis zelf meermaals geschreven en laten neerschrijven dat hij de scenarist was van de eerste avonturen van Lucky Luke, inclusief de twee klassiekers Dr. Doxey's Elixir en Blauwvoeten op het Oorlogspad. Een van die vermeldingen is te lezen in 1986 in nummer 381 van het tijdschrift van de Association Française des Aristes Prestidigitateurs, een Franse vereniging van goochelaars. Morris tekende voor dat tijdschrift onderstaande karikatuur van zijn broer Louis. Voor hem was die info dus geen taboe. Voor Louis lag dat aanvankelijk anders. Rond 1985 ging de leraar Frans met pensioen en ging hij in België en Noord-Frankrijk de hort op als goochelaar. Die liefhebberij dateert al van zijn kindertijd van eind jaren 1930 toen hij goochelshows opvoerde voor zijn familie. Het is aannemelijk dat hij in het begin van zijn loopbaan als leraar zijn broer om discretie verzocht omdat strips niet in hoog aanzien stonden in het onderwijs. Het moment dat Louis zich in de jaren 1980 alsnog uitte als de eerste scenarist van Lucky Luke lag de stripgeschiedenis al lang vast en luisterde niemand naar hem. Op zijn beurt probeerde Morris in die jaren om te gaan met Goscinny's verpletterende invloed als successcenarist op Lucky Luke. Goscinny overleed in 1977 en daarna moest Morris het zelf zien te rooien als scenarist of hij schakelde een grote waaier aan scenaristen in die eenmalig of langdurig aan de reeks verbonden waren. Intussen minimaliseerde ook Morris' echtgenote Francine het belang van haar schoonbroer, aannemelijk omdat daar auteursrechten met grote financiële gevolgen mee gemoeid zijn.

Links: Foto van Louis De Bevere op 12 januari 1958. Rechts: De karikatuur van Morris uit 1986 voor het verenigingsblad van goochelaars waar Louis lid van was.

 

Het speurdersduo Christelle en Bertrand Pissavy-Yvernault, die voor Dupuis aan een gloednieuwe reeks integrales van Lucky Luke werkt met uitgebreide dossiers, was al op dezelfde bevindingen over Louis gekomen. Zo is er ook een manuscript van Leonza, de echtgenote van Louis, die een lijstje opstelde van de Lucky Luke-scenario's van haar man. Op dat lijstje prijken Dick Diggers Goudmijn (1947), De Dubbelganger van Lucky Luke (1947-1948), Dr. Doxey's Elixir (1952-1953), Blauwvoeten op het Oorlogspad (1956) en Lucky Luke en Androcles (1956).

Het gat tussen 1948 en 1952-1953 is simpel te verklaren door Morris' reis naar Mexico en de Verenigde Staten, aanvankelijk met Jijé (die ervan overtuigd was dat er in Europa een Derde Wereldoorlog zou uitbreken), diens familie en André Franquin als reisgezellen. In die jaren verzorgde Morris zelf de scenario's, dikwijls improviserend tot stand gekomen in functie van de wisselende reidecors. Zijn verblijf in Mexico bood inspiratie voor Lucky Luke tegen Caesar Sigaret (1949), documentatie die hij verzamelde over legendarische westernfiguren leidde naar Vogelvrij (1951-1952) met het eerste optreden van de Daltons. Op het einde van dat verhaal maakte hij een einde aan het leven van de Daltons, waarna Goscinny de neven Dalton bedacht. Op 26 februari 1952 overleed Morris' vader Armand. In maart 1952 keerde Morris terug naar huis om er zijn rouwende familie te vervoegen. Het hernieuwde contact met broer Louis zorgde voor een samenwerking aan Dr. Doxey's Elixir. Daarna reisde Morris terug naar de VS waar hij aan Lucky Luke en Phil IJzerdraad (1954) werkte, het eerste verhaal dat is geschreven door Goscinny, weliswaar op anonieme basis. Morris leerde Goscinny in 1952 kennen nadat hij had kennisgemaakt met Jack Davis en Harvey Kurtzman die dat jaar het satirische stripblad Mad uit de grond stampten. Goscinny deelde toen een studio met tekenaar Kurtzman en John Severin, die eveneens aan Mad meewerkte.

Terug in België schreef Morris zelf het korte Herrie in Pancake Valley voor Sprint en vroeg hij Louis om Lucky Luke en Androcles te schrijven. En aansluitend dus ook Blauwvoeten op het Oorlogspad. Die samenwerking komt overeen met hun verblijf in het familiehuis in De Panne, voordat Morris naar Brussel verhuisde. Morris moest het verschil tussen zijn twee scenaristen ingezien hebben en vroeg Goscinny voor het derde Sprint-verhaal, Paardendieven, nog steeds in 1956. Vanaf dan was Goscinny de enige scenarist van Lucky Luke tot diens dood. Bovendien bestond Goscinny's methode erin om keurig alle pagina's uit te schrijven met dialogen en beschrijvingen, terwijl Louis' manier van werken anders was. Louis probeerde in juni 1963 nog een laatste maal om een bijdrage te leveren aan Lucky Luke en stelde zijn broer een samenvatting van zijn scenario Een Telegram voor Hot Stones voor. Die synopsis, over de geschiedenis van de telegraafdienst, stond in schril contrast met de scenario's die Goscinny schreef. In De Zingende Draad (1977) haalde Goscinny echter hetzelfde onderwerp aan. Het werd zijn laatste scenario voor Lucky Luke voordat hij naar de eeuwige jachtvelden trok.

Over de werkelijke omvang van Louis' bijdrage aan de hierboven genoemde verhalen bestaat gerede twijfel, wat ook duidelijk werd gemaakt in reacties na de publicatie van dit artikel. Morris beweerde meermaals dat Louis' inbreng zich beperkte tot het leveren van basisideeën of synopsissen die Morris verder uitwerkte naar werkbare scenario's en er vermoedelijk zelf grappen en wendingen aan toevoegde. Aangezien er enkel bewijzen zijn van betalingen, gegevens bij familie die is overleden en (onvolledige) uitspraken in interviews zonder tegenwoord, aanvulling of verder onderzoek, blijven deze vondsten hinkelen tussen officieuze en officiële waarheid. In ieder geval staat het een bepaald co-auteurschap van Louis De Bevere voor die specifieke verhalen niet in de weg en was er een concrete inbreng die niet onvermeld hoeft te blijven.

Met dank aan Ruben De Somer, Bas Schuddeboom, Gie Luyten, Bernard Pissavy-Yvernault, Tom Bouden, Ger Apeldoorn voor aanvullingen of een andere kijk op het oorspronkelijke artikel.

De Franstalige integrale reeks van Lucky Luke verschijnt sinds 2016 bij Dupuis. In februari komt deel 4 uit.