Franquin en de contracten
tekst: Olivier Van Vaerenbergh, gepubliceerd in Médor nummer 31 en op medor.coop op 2 juni 2023
Een auteur die levend wordt opgevreten door financiële haaien: de tekening uit 1985 op de cover van het Waalse mediablad Médor is van André Franquin en is bijna profetisch over wat de auteur vanaf dat moment tot aan zijn dood zou meemaken. Het was een periode die gekenmerkt werd door de overdracht van al zijn rechten en die zelden verteld wordt vanuit een zakelijk perspectief. Zaken vol louche mensen en misbruik. En een vreemd verhaal, opgebouwd uit contracten en zwartkijken.
Het beeld is krachtig. Want het is even triest als de auteur immens is: een paar weken voor zijn dood (op 5 januari 1997, twee dagen na zijn drieënzeventigste verjaardag) zit de man alleen, voorovergebogen, aan zijn tafel. Nauwgezet keurt hij postkaarten met de beeltenis van Guust Flater. De tekeningen zijn sober en onaantrekkelijk, vergezeld van simplistische slogans die de complexiteit en energie van dit zogenaamd luie personage, Franquins meest persoonlijke en uitgewerkte creatie, niet weergeven. “Binnenkort vakantie?”, “Duizend-en-één kusjes voor je verjaardag”, “Maandagen zijn zwaar!” Een paar maanden eerder was er een laatste album uitgekomen, gekoppeld aan een slopende perstournee, maar André had al vijf jaar lang geen enkele pagina van Guust getekend. Hij keurt afgeleide producten, albums die niet meer van hem zijn en textielprints goed. Hij krabbelt nog steeds doodles (kleine, automatische, abstracte tekeningen) en schetst soms tekeningetjes in persoonlijke brieven. Een kleine opgeknoopte Guust hier, een auteur met eveneens een touw om zijn nek daar...
Twaalf jaar scheiden deze tragische schetsjes van de auteurvretende haai die Franquin in 1985 tekende.* Had hij al vermoed wat hem te wachten stond? In dat decennium verkocht de belangrijkste auteur uit de geschiedenis van het Belgische stripverhaal, samen met Hergé, bijna al zijn rechten aan Marsu Productions, een uitgeverij die voor de gelegenheid was opgericht door een Belgische zakenman, maar die in Monaco woonde, Jean-François Moyersoen. De verkoop vond plaats in twee fasen, in 1986 en 1992, en de echo’s van de verkoop zijn tot op vandaag nog steeds sterk voelbaar. De mogelijke herrijzenis van het personage Guust Flater door andere auteurs is momenteel een gerechtelijke strijd. Deze mogelijke wederopstanding van Guust heeft ons ertoe gebracht de essentiële vragen te stellen die ze oproept: hoe en onder welke omstandigheden kon Franquin zo’n uitgebreide exploitatierechten aan Guust afstaan, met uitzondering van de morele rechten, die niet overdraagbaar zijn? Werd hij beïnvloed in zijn keuzes en zo ja, hoe en waarom? We zijn weken bezig geweest met onderzoek en het afleggen van lange interviews. Soms met de belangrijkste betrokkenen, als ze bereid waren onze vragen te beantwoorden, maar ook met bevoorrechte getuigen, over de turbulente periode die de jaren 1980 voor Franquin was.** En altijd met betrekking tot de documenten die we in alle onafhankelijkheid mochten raadplegen in de archieven van de auteur.
Het beeld dat ontstaat zal niemand bevallen. Het geeft een beeld van een stripwereld die definitief is opgeslokt door die van het bedrijfsleven, de financiën en de fiscale optimalisatie. En een samenloop van omstandigheden die Franquin, een kwetsbare auteur, ertoe bracht om voor zijn dood bijna alles van de hand te doen... Omstandigheden die vaak extern waren, soms ongeloofwaardig en samen opgeteld regelmatig verdacht. Gelardeerd met andere belangen dan het lot en het werk van André Franquin, en een paar haaien.
* De illustratie werd oorspronkelijk gemaakt voor een portfolio van de Stripgilde en 9e Kunst om de kas van de Vlaamse belangenvereniging te spekken.
** Onder andere Batem, Isabelle Franquin, Frédéric Jannin, Alain De Kuyssche, Christian Mauron, Jean-François Moyersoen, Olivier Saive en enkele anderen.
De cover van de portfolio van Stripgilde/9e Kunst en de prent van André Franquin. Daaronder een zwartgallig schetsje van een opgeknoopte Guust door Franquin. Hij tekende het in correspondentie naar Christian Mauron toen het arbeisintensieve project De Banjers in het water viel. Meer over deze episode lees je verder in dit artikel.
De val van Dupuis
Om te begrijpen wat er vandaag gebeurt, moeten we veertig jaar teruggaan, naar 1983. André Franquin stond op het punt zestig te worden, maar hij was al versleten. Een enorme burn-out in 1961, midden in een album van Robbedoes en Kwabbernoot (tijdens het album QRN op Bretzelburg), gevolgd door een virale hepatitis, een hartaanval in 1975, een deze keer ernstige depressie in 1982 en weldra een bypassoperatie... De constante verzoeken, de opeenstapeling van werk en de extreme overgave die hij bijna veertig jaar lang in elke prent en elke tekening stak, hadden André Franquin uitgeput en verzwakt, en er werd een (betwiste) diagnose van bipolariteit gesteld. De afgelopen twee jaar heeft hij nauwelijks nog getekend. Hij kreeg zware medicatie (dit was in 1983) — “een dozijn pillen per dag”. Kortom, André “had geen energie meer”. Zijn onafscheidelijke vrouw Liliane was al erg beschermend over hem, nu “bemoedert ze hem”. André probeert de draad weer op te pakken en zijn mojo terug te krijgen. Maar de omstandigheden hielpen niet: uitgeverij Dupuis, waar Franquin het grootste deel van zijn carrière had doorgebracht en waarmee hij een hechte emotionele band had, stond van binnenuit in brand.
Sinds de kinderen en kleinkinderen van oprichter Charles Dupuis hem opvolgden aan het hoofd van wat nu een zevenhonderdkoppig bedrijf in Marcinelle is, “is het een grote puinhoop”. Vier clans, die elk 25% van het bedrijf bezaten, vochten met elkaar om de macht, door middel van verraad en — meer dan dertig! — rechtszaken. Gedurende deze jaren van chaotische transitie* heeft elk van de Dupuis-erfgenamen zijn eigen terrein geconcretiseerd, door er alleen voor te gaan en te proberen het beste uit ‘hun’ auteurs te halen, die zich, in de woorden van Jean Roba, “als paarden voelden die samen met de stal waren verkocht”. Een van deze erfgenamen is Jean-Luc Dupuis, die de leiding heeft over SEPP (Société d’édition de presse et de publicité). Met andere woorden de audiovisuele afdeling van Dupuis, die net het gouden horloge had gemist met Peyo, die was vertrokken om zijn licentie van De Smurfen elders te verkopen! SEPP begon daarom zelf tekenfilmprojecten te produceren, voornamelijk van het type De Snorkels: bijproducten zonder copyright, gemaakt door freelancetekenaars. Onder hen werkt de jonge Luc Collin, bekend als Batem, aan een tekenfilmproject dat Marsupilami heet… waar Franquin pas achter kwam toen het al te laat was. De auteur nam het duidelijk slecht op, omdat hij iets eerder was afgewezen voor een (zeer) gelijkaardig project, dit keer met zijn vriend Will en hun collega’s Didier Conrad en Marc Wasterlain! Er was dus niet veel voor nodig om hem ervan te overtuigen SEPP te verlaten en elders projecten te ontwikkelen... Of werd hij onder druk gezet om dat te doen?
Eén ding is zeker: Jean-Luc Dupuis ging op dat moment Dupuis verlaten. Deze heer, door stripspecialist Danny De Laet omschreven als “een avonturier in hart en nieren, een manipulator die machiavellistisch wilde zijn, maar vaak de rol van tovenaarsleerling speelde”**, moest zijn aandelen verkopen, met het contractuele verbod om nog enige activiteit in de uitgeverij te hebben, en nog minder onder de naam Dupuis... Maar “zijn diepste wens was om in stijl te vertrekken, met een aktetas vol geld en afgeleide rechten die op het laatste moment van het bedrijf werden gepikt”, aldus Danny De Laet. Jean-Luc Dupuis verdwijnt dus, officieel althans, uit de uitgeverij en uit beeld. Plots verschijnt Jean-François Moyersoen in beeld. Een zakenman die uit het niets kwam en in recordtijd een begrip werd.
* In 1985 werd het bedrijf Dupuis SA verkocht aan de Groupe Bruxelles Lambert van Albert Frère en Hachette (voor de uitgeverij en het audiovisuele) en aan Éditions Mondiales (voor de tijdschriften uitgezonderd Spirou, zoals Télé-Moustique en Humo).
** In het essay L'affaire Dupuis (MCM Éditions, 1985).
De oprichting van Marsu Prod
Niemand kan de eerste ontmoetingen van Jean-François Moyersoen met André Franquin plaatsen. Hijzelf vertelde ons over “een ontmoeting in 1984 of 1985, na een uitnodiging in het stripmuseum in Brussel” (het embryo van het Belgisch Stripcentrum, dat pas in 1989 officieel zijn deuren opende, nvdr). En zoals in zijn andere zeldzame afgelegde gesprekken benadrukt de (zeer) discrete Jean-François Moyersoen vanaf het begin de “menselijke en wederzijdse liefde op het eerste gezicht” die hen in zijn greep hield. “Het klikte meteen. Het was een onmiddellijke band. Ik verzamelde automaten en dat amuseerde hem enorm.” Jean-François Moyersoen woonde in die tijd in Londen. Als zoon van een notaris, getrouwd en vervolgens gescheiden van een erfgename van de Solvay-familie, werkte hij in finance and banking, met een bijna professionele passie voor gemmologie (hij was diamantexpert bij Sotheby’s). Jean-François Moyersoen viel vooral Liliane op. Alle getuigenissen zijn het er zonder uitzondering over eens: de vrouw van André Franquin, die toen het grootste deel van zijn administratie voor hem beheerde, viel “voor de charme” van deze “perfecte schoonzoon”, ze was “niet meer dezelfde”, “onderworpen”, zelfs “in de ban” van deze jonge gedreven ondernemer met een adresboekje dat een Who’s Who? waardig was en die Franquin erkenning begon te beloven die Dupuis niet meer kon garanderen. De investeringsbankier had immers besloten ondernemer te worden. “Op het moment dat ik Franquin ontmoette, was ik met verschillende activiteiten bezig. Ik weet niet meer welke of waarom we voor het eerst over de herlancering van de Marsupilami spraken. Maar het moet een van de vele activiteiten zijn geweest, waarvan ik de omvang niet besefte.”
Op 10 oktober 1986 ondertekende de firma SPRL Franquin (een SPRL is de Franstalige naam voor een bvba, nvdr) een contract waarbij de exploitatierechten voor het personage “Marsupilami, zijn familie en zijn omgeving” in eigen naam aan Jean-François Moyersoen werden overgedragen. Een ongebruikelijke procedure wanneer voor dit soort overdracht gewoonlijk een vennootschap wordt gebruikt. Het bedrag van de transactie, die Marsu Productions in staat zal stellen om onder andere meer dan dertig Marsupilami-albums, een reeks Disney-gelicentieerde tekenfilms en een verfilming te maken, plus alle enorme merchandising die daaruit voortvloeit: 20 miljoen Belgische frank, oftewel een half miljoen euro. “Belachelijk”, volgens veel specialisten — ter vergelijking: dat is amper twee keer zoveel als wat Franquin in één jaar verdiende aan royalty’s en merchandisingrechten op zijn “oude” Robbedoes en Kwabbernoot-albums.
Bovenal werd deze aankoop gedaan onder een financiële regeling die riekt naar fiscale optimalisatie, goedschiks of kwaadschiks, met een recept dat beter is dan de kabeljauw met aardbeien van Guust. Maar Franquin kon het zich natuurlijk niet voorstellen. Eerst richtte hij SPRL Franquin op, waarin al zijn activa werden gestort. Deze verkocht vervolgens de Marsupilami aan Jean-François Moyersoen, in zijn eigen naam. Moyersoen verkocht het door aan Marsu NV, een bedrijf gevestigd op Curaçao in de Nederlandse Antillen, dat op zijn beurt twee bedrijven aanstelde: Marsu BV, gevestigd in Nederland, en Marsu Productions, een Monegaskische naamloze vennootschap. Dit alles nam minder dan drie maanden in beslag, van Franquins handtekening tot de oprichting van Marsu Prod in Monaco, waar Jean-François Moyersoen voortaan zal wonen. Het gerucht gaat dat hij naast een zekere... Jean-Luc Dupuis woont.
© screenshot uit de documentaire "La bande dessinée en Belgique" op Museum TV.
Zat Jean-Luc Dupuis achter de ontmoeting tussen Franquin en Moyersoen, of was hij zelfs de bedenker achter de schermen van een uitgeverij die nu met Dupuis concurreert en projecten kan ontwikkelen zoals die van SEPP? We hebben geen contact met hem kunnen opnemen, maar velen bevestigen dat “de twee mannen elkaar kennen”, dat Jean-Luc Dupuis “de hand van Franquin vasthield om die van Moyersoen te schudden”, dat “hij verscheen op vergaderingen bij Marsu”, en zelfs “dat ze uiteindelijk ruzie kregen omdat Jean-Luc Dupuis zijn zoon Antoine daar wilde plaatsen”.
Jean-François Moyersoen is geamuseerd als hem ernaar gevraagd wordt: “Het verhaal over Jean-Luc Dupuis is volledig vals en puur speculatief. Ik kende hem natuurlijk, maar niet op professioneel niveau. Hij blijft erbij: “Ik had geen enkele zakelijke relatie met Jean-Luc Dupuis.” In het officiële staatsblad van Monaco van 25 maart 1988 staat echter een aantekening van een kapitaalverhoging en een statutenwijziging van de European of Southern Europe Monaco SAM, een particuliere handelsschool. Deze kapitaalverhoging van 700.000 Franse frank nam de vorm aan van “zevenhonderd nieuwe aandelen, met inschrijving voorbehouden aan de heren Jacques De Bruyn, Jean-François Moyersoen en Jean-Luc Dupuis”. Dit partnerschap was al in augustus 1987 door de eerder genoemde middelbare school opgericht, zeven maanden voordat het in het Journal de Monaco verscheen. Negen maanden nadat Franquin zijn eerste contract voor de overdracht van de rechten had getekend. Zeven maanden na de oprichting van Marsu Prod SAM (ditmaal met een kapitaal van 1 miljoen Franse frank).
Hoe dan ook, vanaf dat moment werd er een compleet nieuwe werkorganisatie rond André Franquin opgezet. Tegelijkertijd met nieuwe projecten en nieuwe grote problemen...
Banjers en belastingschuld
Aan de andere kant van de medaille gaat het goed, of in ieder geval beter. Marsu Prod draait op volle toeren en er is een redactieteam samengesteld. Batem (Luc Collin), die ontslag had genomen bij SEPP met de garantie bij Marsu te komen werken, begon onmiddellijk aan een nieuw album onder de hoede, het advies en het aura van Franquin, die een beetje op dreef was: hij nam actief deel aan de eerste albums, reeg de potloodschetsen, notities en tekeningen aan elkaar voor de bladschikking, uitdrukkingen en decors. “Hij kreeg weer echt zin”, wat echter afnam door het aantal stappen dat nodig was voor een tekening en een pagina. “Hij verloor kwaliteit bij het inkten”, “hoe dichter hij bij de deadline kwam, hoe gestresster en geblokkeerder hij werd. Maar als het op tekenen en schetsen aankwam, was hij zo goed! Wat een virtuositeit! Franquin was pas echt gelukkig als hij tekende”, vat Batem samen.
Bovenal stortte hij zich op een nieuw avontuur, dat van de Tifous (door Arboris vertaald als Banjers, nvdr) — een kleine groep wezens met lang haar over hun hele lichaam, georganiseerd rond een trio gevormd door de wijze, de dichter en de gek. Het was een vriend, de Zwitserse televisieproducent Christian Mauron, die Franquin voorstelde om aan dit project te werken, dat alleen in poppenvorm bestond. Het idee was om een grappige, poëtische strip te maken met Franquin in de grafische ontwerpfase. Zijn oude vriend Yvan Delporte, maar ook Xavier Fauche en Jean Léturgie gingen mee aan boord. Franquin stortte zich erop als nooit tevoren, “een ladder om uit de depressie te komen en weer te gaan tekenen”. En gedurende bijna drie jaar produceerde de auteur meer dan duizend originelen, zijn laatste grote werk, waarin hij al zijn overgebleven creativiteit en energie stopte. Maar dat was zonder rekening te houden met de andere kant van de medaille.
Aan de andere kant verschenen er dus twee nieuwe spelers in de directe entourage van het echtpaar Franquin: An.M., die in 1989 door Liliane was ingehuurd om het secretariaat van de Franquin SA (een SA is de Franstalige benaming voor een nv, nvdr) te leiden en haar bij te staan, en vooral Thierry Afschrift*, hun nieuwe belastingadviseur, die onder meer tot taak had een geschil op te lossen dat voortvloeide uit de omvorming van SPRL Franquin tot Franquin SA . Een boekhouder zou “een fout hebben gemaakt bij de berekening van de afschrijvingspercentages”, en “daaruit is een heel probleem met de Belgische fiscus voortgevloeid”.
Afschrift, een belangrijke speler in belastingoptimalisatie in België, is vooral de advocaat van Jean-François Moyersoen. Hij heeft het ongetwijfeld erg druk met Marsu Prod en stelt de vereffening van de schuld uit, “ook al stijgt de rente”. De schuld bedroeg ongeveer 4 miljoen euro”.
Tegelijkertijd ging het Banjers-avontuur plotseling een eigen leven leiden, in een saga die een boek op zich zou verdienen. Laten we proberen het samen te vatten: om de productie en de tekenfilmstudio van De Banjers (de Belgische studio’s Odec Kid Cartoons) te financieren, had Christian Mauron ervoor gekozen om in zee te gaan met een Zwitserse bankier en zakenman, Jean Dorsaz, die zowel een dief als een oplichter bleek te zijn (Jean Dorsaz de zakenman had miljoenen geleend van Jean Dorsaz de bankier).
In december 1990 nam Jean Dorsaz, een minderheidsaandeelhouder in SA Tifous, de aandelen van Mauron voor een paar uur in bruikleen, maar gaf ze nooit terug en gebruikte ze als onderpand voor talloze illegale bankleningen. Dorsaz werd gearresteerd, gevangengenomen en veroordeeld (hij overleed in 2004), maar de bank was, ondanks haar medeplichtigheid, lange tijd van plan om zichzelf van al haar bezittingen te redden, inclusief De Banjers. De productie van de tekenfilmreeks werd stopgezet, al het materiaal werd in beslag genomen en in de kluis van een Zwitserse bank gelegd.** “Franquin was er kapot van” en werd opgeslokt door een juridische wervelwind. Odec keerde zich tegen de enige borgsteller van SA Tifous, Franquin. Hij zag deurwaarders opduiken die met beslaglegging dreigden, zijn huis in Brussel binnenvielen en een ultramodern kleurenfotokopieerapparaat van hem afnamen. Ze dreven hem allemaal tot eindeloze en helse rechtszaken.
Jean-François Moyersoen zegt dat hij zich niets kan herinneren over Franquins financiële problemen in die tijd. “Hij heeft nooit met mij over zijn financiële problemen gesproken! Dat heeft hij nooit gedaan! Aan de andere kant was hij erg bedroefd over het verlies van zijn creatieve werk, gevangen in het faillissement van Tifous. Ik hielp hem met de procedures” (om zijn rechten terug te krijgen). Deze hulp kwam in 1993, een jaar nadat hij een tweede transfercontract had getekend. “Het was een voortzetting van onze goede relatie,” zegt Jean-François Moyersoen. “Het managementaspect zat hem dwars. Hij wilde dat gedoe vermijden. En ook hier ging het heel snel.
* Thierry Afschrift draagt tegenwoordig de voornaam Typhanie na een recente gendertransitie.
** Slechts vijfentwintig afleveringen van elk vijf minuten werden van De Banjers in 1989 verspreid. Ze lagen ver weg van de artistieke ambities. Isabelle Franquin kocht na een lange procedure, die door haar moeder was opgestart, en met eigen middelen de rechten op De Banjers terug.
De verkoop van Guust
Het tweede transfercontract van Franquin SA naar Marsu BV werd getekend op 30 juli 1992. Het betrof zijn favoriete personage Guust Flater, evenals Zwartkijken en Les Monstres. Het was Thierry Afschrift die de contracten opstelde, die Liliane Franquin adviseerde, en die haar aanzienlijke honoraria liet ondertekenen (bijvoorbeeld 1.667.000 Belgische frank in oktober 1992, dit wil zeggen 40.000 euro, met als enige bewijsstukken, zoals bij elke gelegenheid, een vermelding van “honoraria” en een andere van “onkosten”). Thierry Afschrift nam ook een andere belastingadvocaat in de arm, Colette Plasman, om de auteursrechten van Franquin en het bedrag van de door hem te ondertekenen cheque vast te stellen — een expertise van 173.000 Belgische frank, die in principe niet onderworpen was aan een tegenexpertise of een tweede evaluatie.
Opnieuw vond de verkoop plaats via een financiële constructie die Thierry Afschrift uiteraard niet vreemd was (hij beheerde de zaken van zowel Marsu SA als Franquin SA). In Ierland werd een bedrijf opgericht om de verkoop van de rechten van Franquin SA te beheren via drie afzonderlijke bedrijven in drie belastingparadijzen: Marsu BV (Nederland), Marsu NV (Curaçao) en Marsu Prod SAM (Monaco). Franquin zou voor deze laatste verkoop ongeveer 2,5 miljoen euro ontvangen, in drie termijnen en toen nog in Nederlandse guldens. Twintig jaar later, in 2014, verkocht Jean-François Moyersoen een deel van zijn aandelen in Marsu NV en Marsu Productions aan Média-Participations voor een meermalen genoemd, maar nooit bevestigd, bedrag van 40 miljoen euro. Typhanie Afschrift noch Colette Plasman hebben op onze vragen geantwoord.
Geen onbelangrijk detail: in 1992, na de verkoop van zijn Guust, vermenigvuldigde Franquin zijn opmerkingen en uitspraken over een precies punt — bevestigd door Jean-François Moyersoen: hij weigerde elk idee van een overname van Guust in strips door iemand anders dan hemzelf. En in 1993 duikt de naam Dupuis ‘officieel’ weer op in de Marsu-structuur: Antoine Dupuis, de zoon van Jean-Luc, beheert nu een familie-investeringsfonds. Op zijn website meldt het fonds “investeringen” in Marsu Prod “van 1995 tot 2003”.
Originele tekening voor het schutblad van de Franstalige versie van het album De Flater-saga (1982, Dupuis).
Het einde van het spel
In zijn laatste jaren leek Franquin te kiezen voor loslaten. Zijn vrouw ook. André is vooral de episode van De Banjers nooit te boven gekomen, waarin hij Moyersoen uiteindelijk zag ingrijpen, “om Franquin te helpen” of “om van deze gelegenheid gebruik te maken”, afhankelijk van de bron. Christian Mauron is preciezer en meer beschuldigend, zoals hij schrijft in een officieel attest uit 2013: “Nadat ik hard had gevochten om bij de BCV (Banque Cantonale Vaudoise) beslag te laten leggen op verschillende posten, vernam ik tot mijn verbazing dat Moyersoen in november 1993 namens Franquin contact had opgenomen met de BCV (...) Na verschillende ontmoetingen in Brussel en Zwitserland waren de twee partijen in onderling overleg overeengekomen om het bedrijf Tifous Productions SA failliet te laten gaan. Dit was zeker niet de persoonlijke beslissing van André Franquin, maar eerder die van mensen in zijn entourage die de vruchten wilden plukken van dit fantastische werk.”
Zat Marsu Prod niet achter deze laatste familiejuwelen aan? Na de dood van Franquin lieten Thierry Afschrift en An.M. Liliane verschillende documenten ondertekenen die de omvang van haar eigendomsrechten minimaliseerden en Marsu meer speelruimte gaven, vooral in 2002 en 2003. In 2001 vertoonde Liliane Franquin de eerste tekenen van de ziekte van Alzheimer. In 2002 werd de diagnose definitief gesteld. In juli 2004 werd ze in het ziekenhuis opgenomen en door Isabelle Franquin onder voogdij van haar secretaresse geplaatst, die Marsu’s papieren en verzoeken in haar naam ondertekende: “Ze handelde altijd in het belang van mijn moeder”, aldus Isabelle Franquin. Liliane Franquin overleed op 25 januari 2007, tien jaar na haar man.
Pas in 2007 verdiepte hun erfgename Isabelle Franquin, die al lang meer dan duizend kilometer van België woonde, zich echt in de rekeningen en contracten van Franquin SA , waarvan ze vond dat ze opzettelijk in het duister was gehouden. Al snel kwam ze in conflict met Jean-François Moyersoen over onder andere Gastoon, een gagreeks die in 2011 werd geproduceerd door Yann en de gebroeders Jean en Simon Léturgie met de avonturen van… het neefje van Guust (lees ook dit artikel). De zaak wordt “in der minne” geregeld. Isabelle Franquin liet de serie stopzetten na twee delen en het vernietigen van de onverkochte exemplaren, nadat Jean-François Moyersoen in pleidooien van zijn advocaat Thierry Afschrift nog een laatste keer had geprobeerd om zelfs... Isabelles morele rechten op te eisen: “Wat de morele rechten betreft, lijkt het overduidelijk dat de heer Franquin van mening was dat deze bij zijn dood zouden worden uitgeoefend door zijn vrouw, en na haar dood door de heer Jean-François Moyersoen. Daarom stemde hij er vol vertrouwen mee in om de auteursrechten op zijn œuvre over te dragen aan de heer Moyersoen.” Op zijn zachtst gezegd een overhaaste conclusie die het einde van het Marsu-avontuur zou betekenen. In 2012 verkocht Jean-François Moyersoen 45% van zijn aandelen aan Média-Participations (waarvan uitgeverij Dupuis deel uitmaakt, nvdr) en twee jaar later verkocht hij zijn hele bedrijf. Ondertussen was Isabelle Franquin van fiscaal jurist veranderd. In een paar maanden tijd wist hij tot ieders verrassing een drastische verlaging van de beruchte belastingschuld van Franquin SA te verkrijgen, genoeg “om de Franquin SA te kunnen betalen met wat ze op de bank had staan”. Een groot deel van de exploitatierechten van het werk van Franquin behoort nu toe aan Média-Participations. Om de enorme investering terug te verdienen, is het bedrijf begonnen aan een nieuwe Guust, die Franquin niet wilde.
Van Gastoon, de stopgezette spin-off van Guust Flater, verschenen twee albums bij Marsu Produtcions in 2011 en 2012, aanvankelijk mét de goedkeuring van Isabelle Franquin. Lees er hier meer over. Flater Slaat Weer Toe! is het door Dupuis aangekondigde album van Guust door Delaf.
Guust, stoppen of doorgaan?
Die info dateert van meer dan een jaar geleden: in maart 2022, tijdens het stripfestival van Angoulême, kondigde Dupuis aan dat Guust Flater zou worden overgenomen door Delaf, het pseudoniem van Marc Delafontaine uit Quebec, en dat er in oktober 2022 een nieuw album zou verschijnen met een oplage van 1,2 miljoen exemplaren. Sindsdien is er niets meer gebeurd: Isabelle Franquin heeft eerst van de Brusselse Rechtbank van Eerste Aanleg een dringende en voorlopige opschorting verkregen van elke voorpublicatie, promotie of distributie van de nieuwe Guust-gags (onder andere gebaseerd op de verdediging van haar morele rechten, die niet overdraagbaar zijn en geldig zijn tot zeventig jaar na de dood van de auteur, volgens de Belgische wet). Vervolgens startte ze een arbitrageprocedure om deze overname volledig te verbieden, met één cruciaal argument: de auteur wilde geen overname van Guust.
Op dinsdag 30 mei 2023 kwam de arbitrale uitspraak: de aangestelde bemiddelaar, advocaat Jean-Ferdinand Puyraimond, oordeelde “dat Dupuis en Dargaud-Lombard bevoegd zijn om nieuwe Guust-albums te maken”, maar ook dat ze “niet het recht hebben om deze nieuwe avonturen te laten maken door ‘om het even welke’ striptekenaar/auteur van hun keuze”. Isabelle Franquin heeft het recht om bezwaar te maken tegen deze keuze op ethische of artistieke gronden. Hetzelfde geldt voor de inhoud van deze nieuwe strips.
Met andere woorden, de bal ligt in het midden. De advocaten van Isabelle Franquin, die op woensdagmiddag 31 mei 2023 aan het woord komen, menen nu al dat “de bemiddelaar concludeert dat het Guust-project van Delaf niet is goedgekeurd door Isabelle Franquin en dat zij nog steeds het recht heeft om opmerkingen te maken vanuit ethisch of artistiek oogpunt”. Deze opmerkingen zullen moeten worden onderbouwd, en Dupuis bereidt zich al voor om ze te weerleggen: op woensdagochtend 31 mei verstuurde Dupuis een persbericht waarin de aanstaande release van het album van Delaf werd aangekondigd...
Het verhaal lijkt dus nog lang niet ten einde. En het brengt ons voortdurend terug naar het beroemde contract voor de overdracht van rechten dat Franquin in 1992 tekende voor Marsu Productions.