Marc Wasterlain had het niet makkelijk

26 november 2021 Flashback

Het was geen liefde op het eerste zicht toen we Dokter Zwitser voor het eerst lazen in het weekblad Robbedoes. Een vrolijke dokter met een opvallende naaldneus en een grote rode mantel waarmee hij kan vliegen... Wat was dat? Door het realistische kortverhaal Verse Nootjes in een dubbeldik vakantienummer uit 1977 veranderde onze mening op slag. Op amper twaalf pagina's etaleerde Marc Wasterlain een breed gamma van emoties: van nostalgie over jaloezie tot een hartverscheurend drama. Kort samengevat dist Dokter Zwitser herinneringen op aan zijn jeugd waarin hij samen met zijn zwarte adoptiefbroer opgroeit. Op een dag komt er een Vietnamees meisje op school. Ze wordt hun nieuwe klasgenote. Beide broers ontwikkelen een boontje voor haar en dan duikt het groene beest van de jaloezie op. De jonge Zwitser verlaagt zich zelfs tot een enkele racistische uitlating. Net wanneer de ruzie op zijn hoogtepunt is, kan de oorsprong van hun twist het geruzie niet meer aan en vlucht huilend weg. Daarbij wordt ze helaas geschept door een wagen en overleeft het ongeluk niet. Zwitser duikt daarna in de studieboeken, studeert af als dokter en redt daardoor menig mensenleven... Eenzelfde drama overkwam ook Wasterlain. Zijn eerstgeboren zoon raakte verpletterd onder een vrachtwagen in Duitsland.

Op eigen benen na gebroken vingers

Over nog een ander triest feit willen we het verder in deze bijdrage ook nog hebben. Na assistentie te hebben verleend aan tekenaar Dino Attanasio (Ton en Tineke, Johnny Goodbye, Spaghetti) en een gewaardeerde job in de studio van Peyo, waar hij meehielp (nog steeds trouwens) aan De Smurfen, Steven Sterk, Johan en Pirrewiet, Poesie en andere reeksen van de meester, wilde hij op eigen benen staan, net zoals elke ambitieuze striptekenaar. Tussen die eerste twee jobs lag een periode met allerlei tekenklusjes en een kortstondige doortocht op de studio van Maurice Kornblum en Maurice Rosy, de toenmalige auteurs van Jaap. Met dat weinige geld leidde hij het leven als van een bohemien. Hij trok een halfjaar naar Amsterdam waar hij van zijn tekeningen wilde leven. In de praktijk verkocht hij er voor een habbekrats in vooral restaurants. Bij zijn terugkeer in België kon hij een tijdje terecht bij kunstenaar Marcel Broodthaers, die bekenheid genoot via zijn ready mades die de kunstwereld op de korrel namen. In Amsterdam kreeg hij een bericht van uitgever Charles Dupuis die in naam van Peyo een nieuwe assistent zocht omdat Gos de studio ging verlaten. Op diezelfde studio kwam André Franquin regelmatig langs, want hij en Peyo waren de beste vrienden. Franquin was Wasterlains idool.

Met een eigen project, getiteld Bob Moon en Titiana, trok Wasterlain naar het concurrerende blad Kuifje. Geruggensteund door Yvan Delporte (die net ontslagen was als hoofdredacteur bij Robbedoes en voor andere bladen begon te schrijven, waaronder het Nederlandse Eppo) raakte hij binnen. Vier verhalen werden gepubliceerd. In 1974 echter was hij drie maanden uitgeschakeld omdat zijn vingers gebroken waren na een ongeval. Peyo had net een Nederlandse klant willen afschepen die gags van De Smurfen verlangde. Omdat hij er echt geen tijd en zin voor had, vroeg hij drie keer meer dan gewoonlijk. 'Helaas' voor hem accepteerde de klant. Peyo rekende vervolgens vooral op Wasterlain om de klus te klaren. Door het ongeluk was zijn tekenstijl niet meer zo rond en gezellig zoals voorheen en dus zoals de stijl van Peyo. En dát kwam Wasterlain dan weer goed uit.

Ondertussen rukte de nieuwe Franse strip op met vootrekkers als Marcel GotlibReiser en Mœbius. Zelfs Franquin maakte dergelijke uitstapjes met Zwartkijken. Wasterlain wilde daar deel van uitmaken. Opnieuw voor Kuifje creëerde hij Kereltje met een duidelijk ecologische inslag. Na een aantal korte verhalen vloog hij als een van de eersten uit het blad nadat uitgever Raymond Leblanc zijn zoon Guy in de directeursstoel plantte. Guy hield niet van niet-commerciële, poëtische strips en bemoeide zich meer en meer met de taak van hoofdredacteur Greg die kort daarop uitgeverij Le Lombard zou verlaten om bij Dargaud emplooi te vinden als literair directeur. 

 

Hieronder: Alle stripfiguren van Marc Wasterlain (bron: De Striplink 2010, vzw Arcadia).

Van een depressie gered door Franquin

De stopzetting was een schok voor Wasterlain. Met zijn hand kon hij nog steeds niet optimaal tekenen, hij verloor zijn zoon en het ging 'm niet voor de wind. Met de weinige losse stripverhaaltjes die hij nog maakte en met studio Peyo op stand by in afwachting van nieuwe verhalen, kon hij naar eigen zeggen nog wel eten en drinken kopen, maar de zwaarste periode was de winter wanneer het appartement niet verwarmd was. Een wanhopige Wasterlain nam een dosis pillen. Hij moest naar het ziekenhuis. Op de avond wanneer hij terug naar huis mocht, belde Franquin 'm op met een uitnodiging om samen te gaan eten. In het restaurant opende Franquin een grote map met knipsels. Het zat vol tekeningen van Wasterlain, werkelijk alle gepubliceerde tekeningen, tot de allerkleinste illustratie. Franquin verklaarde dat hij verzamelingen aanlegde. Van auteurs wier werk hem interesseerde, knipte hij alles uit en hield het bij. Vervolgens vroeg hij aan een verbouwereerde Wasterlain geschikte technieken om met een pen te tekenen.

Zo was Franquin. Hij kende het probleem van Wasterlain, want zelf doorliep hij ook vele depressieve buien, van kinds af aan. Aan Yann vertrouwde hij eens toe dat hij vaak aarzelde om zich van een brug boven een spoorlijn te gooien. Maar voor Wasterlain wilde hij een steun, een hulp zijn. Een redder zelfs. Later liet Franquin het volgende over de geplaagde tekenaar optekenen: "Wasterlain is een van de grootste auteurs die ik ken. (...) Als ik mocht kiezen, dan zou ik willen tekenen zoals Wasterlain!" Het was geen uitspraak waarmee nota bene Wasterlain vrienden maakte bij jaloerse collega's. Niettemin groeide hij uit tot een voorbeeld voor anderen. Zijn stijl week af van die van anderen zonder in extremen te vervallen, de verhalen kenden een unieke, geslaagde mix van poëzie, romantiek, humor en avontuur. Het zijn elementen die een weeslag vonden in het werk van André GeertsBennBernard HislaireFrank PéBosseChristian DarasseAlain MauryFrank Le Gall,... 

Omstreeks 2010 was het weeral niet goed met 'm gesteld. Hij had een zware echtscheiding en een verhuis achter de rug waardoor er veel van zijn originele tekeningen zijn verloren. Die heeft hij nooit echt goed bijgehouden, enkele platen gebruikte hij naar verluidt zelfs om een lekkend dak te stoppen.

Ondertussen is het plezier al lang weer terug en Wasterlain produceert nog steeds. De niet-vertaalde jeugdserie Les Pixels (vier albums tussen 2010 en 2015 bij uitgeverij Mosquito) en de recentere sf-strip Tucker (2021, bij Éditions du Tiroir) zijn nieuwe verhalen. Enkele jaren geleden pikte hij Sarah Spits weer op en er staan verschillende projecten op stapel. Sinds 2007 bestaat er een fanblad van hem, Quatrième de Couv', met oude verhalen in zwart-wit en kleur, making-ofs, nieuws, artikelen over zijn vele werk, onuitgegeven zaken en afwijkende versies om de verschillen aan te tonen tussen weekblad- en albumpublicaties. De inhoud en covers van alle verschenen nummers kan je hier raadplegen.

 

Hieronder: De eerste vier nummers van Quatrième de Couv'.

Mocht je het album Verse Nootjes of het tweeluik Kattenplaneet en De Reus die Vragen Stelde (Wasterlains eigen favoriete verhaal) te pakken krijgen, aarzel dan niet. Je vindt ze vast spotgoedkoop in winkels met een tweedehands aanbod. Je zal ze na lezing koesteren als een grote aanwinst.

Bron: Docteur Poche L'Intégrale 1 (Didier Pasamonik, Dupuis, 2010) — © foto: Daniel Fouss / Belgisch Stripcentrum