Hergé in de “Galerij van Verraders"

31 maart 2023 Flashback

Toen de Duitsers tijdens de Tweede Wereldoorlog België waren binnengevallen, hield de Waalse krant Le Soir enkele dagen later, op 18 mei 1940, op met verschijnen. Enkele collaborerende journalisten, onder wie Horace Van Offel en Raymond De Becker, herlanceerden de krant met goedkeuring van de Duitse bezetter. De krant werd op die manier een propaganda-instrument van de bezetter. Le Soir kreeg al gauw de bijnaam Le Soir volé (de gestolen Le Soir). Een van de bekendste medewerkers was ongetwijfeld Hergé, die vanaf 20 oktober 1941 in de krant een dagelijkse publicatie kreeg voor het Kuifje-avontuur De Geheimzinnige Ster. Op 17 oktober 1940 was al eerder De Krab met de Gulden Scharen van start gegaan in het door de bezetter gecontroleerde Le Soir-Jeunesse waarvoor Hergé ook Quick en Flupke tekende, covers en illustraties leverde. Op 23 september 1941 werd de bijlage door een gebrek aan succes stopgezet en werd het verhaal voortgezet in Le Soir. Die publicaties zouden Hergé echter nog zuur opbreken.

Op 9 november 1943 verscheen in Brussel een volstrekt illegale editie van Le Soir met een schertsende inhoud die de nazibezetter in alle artikelen op de korrel nam. Er stond zelfs een stripje in van een zekere Jacques Van Melckebeké. Zogezegd dan, want in werkelijkheid is deze naam een parodie op Jacques Van Melkebeke, een persoonlijke vriend van Hergé die officieus aan de scenario's van enkele avonturen van Kuifje meeschreef. Hij bracht ook Hergé in contact met Edgar P. Jacobs, die een tijdlang meehielp aan het tekenen van Kuifje. Ook Van Melkebeke werkte voor Le Soir volé.

De in mei 1941 opgerichte Belgische verzetsbeweging Front de l'Indépendance (Onafhankelijkheidsfront in het Nederlands) was de initiatiefnemer van de fake krant. Het werd clandestien gedrukt en verkocht via Brusselse kiosken en krantenverkopers met de gedurfde zet om de normale versie van Le Soir die dag te vervangen. De datum van publicatie was niet toevallig gekozen, het moest de nederlaag van de Duitsers vijfentwintig jaar na de Eerste Wereldoorlog in herinnering brengen. Vijfduizend exemplaren raakte verspreid via het gangbare krantenverkoperscircuit, nog eens vijfenveertigduizend kranten werden op illegale wijze verkocht aan 10 Belgische frank per stuk waarmee het verzet gefinancierd kon worden. Nadat onbewuste krantenkopers achter het opzet en de atypische inhoud kwamen, vergrootte de vraag. De oplage raakte snel uitverkocht en sommige exemplaren werden tot 2.000 frank verhandeld. Een herdruk van 10.000 exemplaren verspreidde zich over Europa en kreeg bijval en respect.

De Gestapo kwam er uiteraard ook achter en raakte op het spoor van de drukker, Ferdinand Wellens, zijn handlanger bij Le Soir volé Théo Muller, zetter Julien Oorlinckx en rotatiedrukker Henri Vandevelde. Ze werden allen gearresteerd. Wellens en Mullier stierven als gedeporteerden. Marc Aubrion, die achter het hele idee zat, werd wat later gearresteerd en ter dood veroordeeld. Zijn straf werd echter omgezet naar vijftien jaar gevangenisstraf. In totaal werden vijftien personen opgepakt die straffen kregen van vier maanden (voor de verspreiding van de krant) tot vijf jaar gevangenis. Guy Mottard, een tekenaar van nauwelijks 18 jaar, kon het niet navertellen. Hij werd gefusilleerd.

Het verhaal van de valse Le Soir is een boeiend gegeven dat heel wat andere verhalen inspireerde. In het album Brussel 43, van Baudouin Deville en Patrick Weber uit 2020, handelt de intrige grotendeels over de clandestiene actie en de gevolgen ervan. Het Franstalige Le Faux Soir, van Christian Durieux + Denis Lapière en Daniel Couvreur (Futuropolis, 2021), brengt zelfs het hele verhaal in beeld. In 1954 regisseerde Gaston Schoukens de film Un Soir de Joie. En er loopt een filmproject van niemand minder dan regisseur Michaël R. Roskam en Matthias Schoenaerts (die samen bekendheid verwierven dankzij hun eerdere samenwerking Rundskop) om de verzetsactie uit de doeken te doen. Schoenaerts vertolkt in de op stapel staande film Le Faux Soir een Belgische verzetsheld.

Terug naar het Front de l'Indépendance en Hergé. De verzetsbeweging liet zich ook onledig met sabotage, georganiseerde ontsnappingen, het vervalsen van documenten en het verspreiden van tweehonderdvijftig illegale uitgaven. Eentje daarvan was het boekje Galerie des Traitres (Galerij van de Verraders) met de ondertitel In het hol van de ersatz-Le Soir. In dat boekje, dat voor 5 frank werd verkocht, worden medewerkers — collaborateurs — aan Le Soir volé voorgesteld met naam en toenaam. Hergé komt er tweemaal in voor.

Bij een foto met zijn pseudoniem, echte naam, geboortedatum en -plaats en adresgegevens, staat de volgende korte voorstelling te lezen: "Redacteur van Le Soir van De Becker. Schepper van Kuifje en Bobbie. Voor de oorlog was hij verbonden aan de krant Le XXe Siècle voor kindertekeningen. Haastte zich om zijn diensten aan te bieden aan De Becker. Volgens sommige verkregen inlichtingen zou hij rexist zijn, maar daar konden we geen bevestiging van krijgen."

Onder de gegevens van Raymond De Becker komt Hergé nogmaals voor, maar dan enkel met vermelding van zijn echte naam Georges Remi, zijn geboortegegevens, toenmalige adres en de korte toelichting: "Redacteur van de oorlog-Le Soir. Onmogelijk om inlichtingen over dit individu te verkrijgen. Al wat we hebben geleerd, is dat hij van nabij gevolgd moet worden."

Rex was de in de jaren 1930 opgerichte Belgische fascistische partij van Léon Degrelle. Die beweerde ooit dat Kuifje op hem was gebaseerd. Degrelle en Hergé kenden elkaar van de redactie van Le XXe Siècle. Maar Hergé heeft de overeenkomst altijd ontkend en distantieerde zich al in 1932 van de politicus. De tekenaar diens toen bij de Brusselse rechtbank een klacht in tegen Degrelle voor het onrechtmatig gebruik willen maken van Hergés tekeningen voor affiches met een politiek karakter.

Na de Bevrijding kreeg de voltallige redactie van Le Soir volé last van het gerecht, ook Hergé. Maar de tekenaar, die op het laatste moment door enkele verzetsstrijders was gearresteerd, ging vrijuit. Hij heeft altijd beweerd dat hij tijdens de oorlog geen enkele pro-nazistische politieke mening had getoond, en dat hij alleen maar zijn werk had gedaan, zoals een bakker of een leraar, en dat hij moest werken om te leven. De openbare aanklager die met zijn zaak was belast, eiste geen straf. Vervolgens lieten verzetsstrijders (onder wie Raymond Leblanc, de oprichter van het weekblad Kuifje in 1946) hem met opgeheven hoofd terugkeren naar zijn beroep. Ook Moulinsart weerlegt bij monde van de website www.tintin.com in alle toonaarden, met weliswaar enkele toegevingen over foute keuzes, dat Hergé een antisemiet en collaborateur geweest zou zijn.

Jacques Van Melkebeke werd meer ten laste gelegd. Hij was de verantwoordelijke uitgever van Le Soir-Jeunesse tijdens de oorlogsjaren. Hij werd tussen 1947 en 1949 opgesloten na een veroordeling voor collaboratie in 1945. Het kostte hem zijn door Hergé toevertrouwde functie van hoofdredacteur van het weekblad Kuifje. Deze functie bekleedde hij van 26 september tot 19 december 1946. Jacobs baseerde zijn personage Phil Mortimer voor een deel op Van Melkebekes persoonlijkheid. Voor de eerste publicatie van Blake en Mortimer in Kuifje inktte Van Melkebeke de eerste pagina's van Het Geheim van de Zwaardvis. Jacobs hertekende deze voor de latere albumuitgave.