Vertaler Toon Dohmen staat stil bij de razende vaart van Riad Sattouf

6 december 2021 De Makers

Geen wortels maar benen

door Toon Dohmen

Onlangs verscheen het vijfde deel van De Arabier van de Toekomst. Vertaler Toon Dohmen vertelt over zijn werk en de reacties op Sattoufs monumentale levensverhaal. Over het stripverhaal als moedertaal. Niet zonder ongemak.

 

"Ach, u vertaalt De Arabier van de Toekomst, wat leuk!" Zo klonk het onlangs tijdens een receptie op de Franse ambassade in Den Haag. Voor mij als vertaler is zo’n reactie niet evident. Net als de meeste vertalers moet ik vaker wel dan niet omstandig uitleggen welke boeken ik recent heb vertaald. Vanzelfsprekende herkenning komt maar zelden voor. Maar in Frankrijk leest iedereen Sattouf. De Arabier van de Toekomst is er een fenomeen. Elk nieuw deel van Sattoufs strip prijkt er in de hoogste regionen van de bestsellerlijsten, de ijle hoogten waar de nieuwste Asterix zich ophoudt... maar net zo goed de populistisch-nationalistische politieke boeken van Éric Zemmour. Riad Sattouf weet met zijn verhalen de tijdgeest raak te treffen. En daarmee het ongemak van een verscheurd land.

Het ongemak klinkt door in de reacties die Sattoufs strip in Frankrijk losmaakt. Éric Zemmour geldt als een van de grote concurrenten van Marine Le Pen op de uiterste rechterflank van de Franse politiek. Mogelijk stoot Zemmour april volgend jaar door naar de laatste ronde van de Franse presidentsverkiezingen. Voor de oriëntalist Laurent Bonnefoy aanleiding om een kritisch essay te schrijven over de immense populariteit van De Arabier van de Toekomst. Zou het succes mogelijk te danken zijn aan de vele stereotypen die Sattouf opvoert, vraagt hij zich af. Arabieren zijn bij Sattouf vaker wel dan niet “smerig (de mannen ruiken naar zweet en urine), gewelddadig, achterlijk, dom, onbeschaafd, fanatiek en natuurlijk... antisemitisch. Geen enkele scène of personage neemt deze dominante indruk weg”, schrijft Bonnefoy. Tuurlijk valt zo'n stripverhaal in de smaak, besluit hij, in een land waar het Front National bij de Europese verkiezingen van 2014 nog de grootste partij werd. En waarom gaf Sattouf zijn boek eigenlijk de titel De Arabier van de Toekomst mee? Hij vertelt toch over zijn persoonlijke geschiedenis; was De Jongen uit Ter Maaleh dan eigenlijk niet passender geweest? Zou zijn boek met die titel net zo”n eclatant succes hebben gekend?

Ook bij het vertalen van Sattoufs strip deed het ongemak zich voelen. De stereotypen liegen er soms inderdaad niet om. Als de tiener Riad in deel 5 op straat een paar opgeschoten jongeren met hoody's tegenkomt, spreken ze met een vet accent. “Héé jijj, kom ez,” spreken ze hem aan. “Héé, waarom ren jijj zzo? Kom ez, klootzzak. Waarom ren jijj? Ben jijj soms bang voor ons?” Geen prettig gevoel om daar als vertaler pakkend Nederlands van te maken. Helemaal omdat de jongeren het niet laten bij het uitslaan van Arabisch klinkende straattaal alleen maar de arme Riad daadwerkelijk de stuipen op het lijf jagen. Later in het boek keerde dat ongemak nog sterker terug. Dan wordt Riads school in Bretagne belaagd door een hele bende tieners met capuchontruien. Ze dringen de school binnen en delen rake klappen uit. “Takkelui!” brullen ze, “Neuk je moeder! Wraak! Stelletje hoerejongen!”

In een interview met The New Yorker verbaast Sattouf zich over de reactie van Bonnefoy en consorten. Met De Arabier van de Toekomst verwijst hij naar een uitspraak van zijn vader, die droomde van een grootse “pan-Arabische” toekomst. “Je kunt niet je hele leven vakantie vieren!” houdt Sattouf senior zijn beteuterde jonge zoon voor. “De Arabier van de toekomst gaat naar school!” De stripmaker verwondert zich over de andere betekenis die het woord “Arabier” in het hedendaagse Frankrijk heeft gekregen. Tegenwoordig is dat erg beladen, stelt Sattouf vast. Nu het pan-Arabische ideaal van zijn vader in de vergetelheid is geraakt, heeft het woord een sterk raciale lading gekregen: “Het woord “Arabier” hoor je alleen nog bij racisten, als in de verzuchting “Ah, ces arabes!” In dat opzicht heeft de titel van Sattoufs strip eerder een nostalgische weerklank, bevestigt de Franse socioloog Eric Fassin desgevraagd tegenover The New Yorker: “In Frankrijk heeft niemand het nog over Arabieren; iedereen praat over moslims.”

Bijzonder aan het stuk in The New Yorker is dat auteur Adam Shatz de moeite heeft genomen de reacties onder de lezers van De Arabier van de Toekomst te peilen. Niet alleen stipt hij de kanttekeningen van Laurent Bonnefoy aan. Ook signaleert hij dat de kritische reacties van Bonnefoy en andere Franse commentatoren een opvallend contrast vormen met die van lezers die de Arabische wereld veel directer uit eigen ervaring kennen. Zij storen zich aanmerkelijk minder aan de stereotypen die Sattouf zou hanteren. Zo vertelt de Syrische balling Subhi Hadidi hem: “Sattouf vertelt waarheidsgetrouw over de dingen die hij ziet en maakt ze niet mooier dan ze zijn.” Tijdens een etentje met Algerijnse intellectuelen die opgroeiden onder het bewind van kolonel Houari Boumédienne, zeggen de aanwezigen dat Sattouf net zo goed over hun jeugd had kunnen vertellen. De meest treffende reactie komt van de Palestijnse schrijver en diplomaat Elias Sanbar. “Het verbaast me niet dat sommigen De Arabier van de Toekomst een 'oriëntalistisch' boek noemen,” zegt Sanbar, “maar ik vind dat een onjuiste typering.” Met Sattoufs benadering heeft hijzelf weinig problemen. “Die heeft gewoon een grappig en lezenswaardig boek afgeleverd.” Als de stereotypen problematisch zijn, heeft dat eerder te maken met Sattoufs publiek, meent Sanbar: “Zijn lezers moeten vooral niet denken dat ze Syrië in al zijn complexiteit hebben doorgrond doordat ze er een stripboek over hebben gelezen.” Hij benadrukt dat Syrië voor de meeste Fransen vóór het uitbreken van de burgeroorlog een soort zwart gat was: “Pas nadat er honderdduizenden doden waren gevallen en de volle omvang van de ramp duidelijk was, begonnen de Fransen hun ogen te openen. En tegen die achtergrond verscheen opeens dit boek — grappig, menselijk — dat de Fransen de illusie bood dat ze het land kenden.”

Riad Sattouf zelf lijkt intussen niet echt wakker te liggen van het ongemak dat zijn boek bij sommige lezers, vertalers en critici oproept. Hij ontkracht al te stevige emoties en reacties liever met een kwinkslag hier en een relativering daar. Voor hem staat het buiten kijf dat hij het recht heeft om open en eerlijk over zijn eigen verleden als “Arabier van de toekomst” te vertellen. Hij houdt zogezegd niet van hokjes, maar geeft de voorkeur aan zoveel mogelijk ruimte tussen de hokjes. Als iemand die tussen twee culturen is opgegroeid, wantrouwt hij al te grote zekerheden en vastomlijnde identiteiten. Sattouf mag graag Salman Rushdie aanhalen: “Bomen hebben wortels, mensen hebben benen.” Niet voor niets beperkt hij zich als verteller nadrukkelijk tot zijn eigen belevenissen en kinderperspectief. Hij vertelt alleen over wat hij zelf heeft meegemaakt. Of zoals Adam Shatz in The New Yorker opmerkt: “Wanneer het gezin Sattouf een bezoek brengt aan de beroemde ruïnes van Palmyra, maakt hij nergens melding van de beruchte gevangenis die daar te vinden was en die pas enkele jaren geleden door Islamitische Staat is verwoest. Want zijn vader heeft er destijds niets over gezegd en Sattouf wil “de onwetendheid van de kinderjaren” overbrengen. De gebeurtenissen die Syrië ingrijpend hebben veranderd — de dood van Hafez al-Assad, de opkomst van zijn zoon Bashar, de opstand en de burgeroorlog — ze komen in de eerste twee delen, over de periode 1978-1985, helemaal niet aan bod. Doordat ze niet expliciet worden benoemd, fungeert Sattoufs strip als een soort teletijdmachine die ons terugvoert naar de verloren toekomst van het pan-Arabische ideaal.”

De levendigheid van de tijdreis die Sattouf ons voorschotelt blijft elk deel verbluffen. De scheuren in de muren van de universiteit waar zijn vader werkt, zijn Syrische dorpsgenotes die ieder een eigen lichaamsgeur verspreiden, de smaak van het inktzwarte drankje dat hij drinkt tijdens de ramadan, Riad Sattouf weet ze volkomen naturel op te roepen. “Al vanaf het eerste moment dat ik aan mijn boek begon te werken, wist ik dat ik de heldere geuren en geluiden van mijn jeugd wilde overbrengen”, stelt Sattouf. Deze intense jeugdherinneringen vormen een krachtige combinatie met Sattoufs overtuigende verteltrant. Of zoals hij graag zegt: “In Syrië was ik een Fransman, in Frankrijk een Arabier met een rare naam. Zelf beschouw ik het stripverhaal als mijn moedertaal.” Hij vertelt in zijn boeken ontroerend over zijn eerste kennismaking met strips, in de vorm van enkele Kuifjes die zijn oma hem vanuit Frankrijk toestuurt. Het stempel van Hergé als rasverteller is duidelijk herkenbaar. Maar Sattouf gaat verder: hij integreert de hele hedendaagse beeldcultuur in zijn beeldtaal. Zo haalt hij in De Arabier van de Toekomst net zo makkelijk warme herinneringen op aan de rauwe sciencefictionstrips van Mœbius, Philippe Druillet en Enki Bilal als aan de actiefilm Conan the Barbarian, Franse tv-programma”s en de anime van Rumiko Takahashi. In interviews noemt hij ook regelmatig Chris Ware als een belangrijke invloed. En juist die herinnering aan Wares baanbrekende, springerige, gefragmenteerde beeldtaal typeert wat mij betreft Sattoufs meesterschap als verteller. Sattouf doet nadrukkelijk meer dan de lezer naar het voorbeeld van Hergé vlot en glashelder door het verhaal loodsen, hij stoffeert zijn getekende herinneringen met een ware schatkamer aan terloopse details, geuren en impressies. Het tekent de durf en het gemak waarmee hij zijn moedertaal hanteert.

“Ach, u vertaalt De Arabier van de Toekomst, wat leuk!” Nog even terug naar de receptie op de Franse ambassade. Riad Sattouf bereikt lezers die anders zelden of nooit een strip in handen krijgen. Naar eigen zeggen mikt hij ook eerst en vooral op dat publiek, dat hij graag met zijn Bretonse oma vergelijkt. Als vertaler en stripliefhebber waardeer ik het des te meer dat Riad Sattouf zijn moedertaal zo vaardig hanteert. En dat mag incidenteel best wat vertalersongemak opleveren. Het grootste ongemak schuilt bij mij intussen op een ander vlak. Want in de jaren dat Sattouf aan de vaak lijvige en emotioneel intense delen van De Arabier van de Toekomst werkt, sinds 2013, heeft hij er doodleuk bijna elk jaar nog een ándere strip naast getekend. Denk aan zes delen van Les Cahiers d'Esther en heel recent nog Le Jeune acteur, een stripportret van de hoofdrolspeler van zijn Franse cultfilm Les Beaux Gosses. Zo'n overdonderende productiviteit, zoveel gedrevenheid, het is bijna alsof Riad Sattouf zijn monumentale levensverhaal — 920 pagina's lang inmiddels, met nog één laatste deel te gaan — tussen de bedrijven door tekent. Dat vind ik pas echt niet te geloven.

Verder kijken en luisteren

Trailer van Sattoufs cultfim Jacky aux Pays des Filles (2014, de opvolger van Les Beaux Gosses)

Voor de meerwaardezoeker: Franstalig publiek interview met Riad Sattouf, met veel biografische details (2018)

Verder lezen

Riad Sattouf: L'Écriture Dessinée (Allary Éd., 2018) — fraaie catalogus van Sattoufs expositie in het Parijse Centre Pompidou, met veel kindertekeningen, vroeg werk en jeugdfoto's

Bronnen

  • L'Arabe du futur” ou la force des préjugés (Laurent Bonnefoy, Orientxxi.info, januari 2015)
  • L'Arabe du futur” de Riad Sattouf : comment une BD au trait simpliste est devenue un phénomène littéraire (Elodie Drouard, Francetvinfo.fr, januari 2015)
  • Un homme n'a pas de racines, il a des pieds : Riad Sattouf et l'Arabe du futur (Marie Guichoux, L'Obs, mei 2014)
  • Drawing Blood: A French Graphic Novelist's Shocking Memoir of the Middle East (Adam Shatz, The New Yorker, oktober 2015)

De Arabier van de Toekomst 5: Een Jeugd in Midden-Oosten (1992-1994) verscheen in oktober bij De Geus. Het telt 160 pagina's en kost 24,95 euro. Het is het voorlaatste deel van de autobiografische reeks over Riad Sattoufs jeugdjaren. Uitverkochte delen zijn inmiddels herdrukt waardoor de complete reeks verkrijgbaar is.