Thomas Du Caju en Ronald Grossey

30 oktober 2024 (Drie)dubbelinterviews
tekst en foto's: Martin Hofman

 

Dit jaar is het vijfenzestig jaar geleden dat Willy Vandersteen de stripreeks De Rode Ridder schiep naar de jeugdromanreeks van Leopold Vermeiren. Thomas Du Caju en Ronald Grossey mochten een hommagealbum maken. In tegenstelling tot de remake De Toverspiegel van Patrick Cornelis, die in 2019 als hommage werd uitgegeven voor de zestigste verjaardag van De Rode Ridder, is het nieuwe eenmalige album met de titel De Mol een origineel verhaal. De Rode Ridder-kenner Martin Hofman interviewde beide auteurs in de schaduw van het Gravensteen in Gent, waar ze in stripspeciaalzaak De Poort te gast waren voor een signeersessie.

 

Hoe zijn jullie beiden betrokken geraakt bij dit hommagealbum?

Grossey: “In november vorig jaar had ik een telefonisch gesprek met Dirk Vanlaer, business manager van Standaard Uitgeverij. Dat gesprek ging eigenlijk over het album Red Knight, waarbij Dirk me vroeg om hem te vertellen hoe de totstandkoming van dat verhaal gebeurd was, en hoe het tegenwoordig met Marvano ging. Ik heb hem dat verhaal uit de doeken gedaan, maar ik vermeldde erbij dat ik dacht dat het momentum voor Red Knight inmiddels voorbij was. Ik opperde wel dat het in november 2024 vijfenzestig jaar geleden zou zijn dat de eerste strook van het album Het Gebroken Zwaard in de krant De Standaard stond, en het misschien een goed moment zou zijn om dan een hommagealbum uit te brengen, waarover ik best wel eens wou brainstormen. Dat zagen Dirk Vanlaer en Hélène Veragten — die toen uitgever was — wel zitten. Ik stelde zelf voor dat ik het scenario zou schrijven, wat ze meteen aanvaard hebben. Uiteraard werd de vraag gesteld wie het verhaal zou tekenen, want er bestond geen voorkeur. Daarop kwam Dirk Vanlaer aan met een afbeelding van een hommagetekening van De Rode Ridder die Thomas Du Caju had gemaakt voor de hoofdredacteur van Stripspeciaalzaak.be, namelijk David Steenhuyse. Ik vond dat — binnen de keuzemogelijkheden die we hadden — toch wel een van de knapste tekeningen, en we besloten om Thomas de vraag te stellen of hij het album wou tekenen.”

Du Caju: “Toen mij de vraag gesteld werd, was er al een synopsis geschreven. En ik denk dat ze bij de uitgeverij eerst De Rode Ridder-tekeningen bekeken hebben die David Steenhuyse verzameld heeft, vooraleer een beslissing op dat gebied te nemen. Daarna is het allemaal snel gegaan.”

Grossey: “Inderdaad, want zo is het volgens mij ook gegaan toen men een tekenaar zocht voor de reeks Galaxa. Men oordeelde dat, van heel de reeks hommagetekeningen, die van Romano Molenaar het best de sfeer benaderde die ze met die nieuwe reeks wilden scheppen.”

Boven en midden: Making-of en het eindresultaat van de tekening die Thomas Du Caju in opdracht heeft getekend. Onder: Voor hetzelfde privé-initiatief tekende ook Romano Molenaar een tekening tegen betaling.

 

Johan krijgt in dit verhaal te maken met maar liefst drie mooie dames. Dat is geleden van het album De Furiën (deel 225, 2010) door Claus D. Scholz, maar dat waren toen wel tegenstanders. Johanna, het nichtje van de graaf, lijkt overigens sprekend op de Nederlandse jongedame Klaasje Meijer, die vroeger in K3 zong.

Du Caju: “Het is een traditie in De Rode Ridder dat er geregeld knappe dames opduiken. Maar referenties naar bestaande personen gebruik ik niet.”

Grossey: “Ik heb niet specifiek gevraagd naar mooie dames, maar ik heb er wel naar gestreefd dat het intrigerende dames zouden zijn. Bij een hommagealbum mag je eigenlijk al de verhaallijnen die ondertussen voor De Rode Ridder ontwikkeld zijn opzijzetten en terug naar de roots gaan. Die roots zijn de jeugdromans van Leopold Vermeiren én de albums van Willy Vandersteen, zoals De Gouden Sporen, Storm over Damme, De Draak van Moerdal... 

Ik wou een beetje in de sfeer van die albums blijven, en vooral in de sfeer van Storm over Damme, dat mijn favoriete De Rode Ridder-album is. Het is trouwens ook het favoriete album van Marvano, Hanco Kolk en Peter de Wit (die ernaar knipogen in het Gilles de Geus-verhaal Storm over Dubbeldam, red.). Ik wou dus een verhaal vertellen, gebaseerd op historische feiten, zoals dat in Storm over Damme het geval is.

Daarom ging ik graven in de Vlaamse geschiedenis, en kwam ik uit bij het Vlaanderen dat gekneld werd tussen Engeland en Frankrijk. Ik las dat eind elfde eeuw de vrouw van de Franse koning, die de stiefdochter van de graaf van Vlaanderen was, werd verstoten. Zo creëerde ik een tocht door een gezelschap, waar Johan deel van uitmaakt, om die stiefdochter in Parijs te gaan halen. In dat gezelschap bevindt zich een mol.”

 

Er komen historische figuren aan bod in dit verhaal. Is die opzet tot een valstrik ook echt gebeurd?

Grossey: “Echt gebeurd is dat Robrecht I de Fries — toenmalig graaf van Vlaanderen — het machtsspel tussen Engeland en Frankrijk heeft geprobeerd te beheersen. Op een bepaald moment heeft de Franse koning effectief de stiefdochter van Robrecht verstoten, en Robrecht wou wraak nemen. Ons verhaal begint in 1092, en in 1093 is hij overleden. Hij heeft zijn dubbelspel om samen met Engeland Frankrijk binnen te vallen dus nooit kunnen verwezenlijken, maar er zijn wel plannen geweest. Dat er een posse naar Parijs ging om die stiefdochter te halen, heb ik niet kunnen terugvinden. Het is wél mogelijk dat de ene of de andere haar is gaan terughalen in opdracht van de graaf. Maar het basiselement dat de Franse koning zijn vrouw verstoot en dat dit slecht viel bij de graaf, die daarbovenop verwikkeld zat in het machtsspel tussen Engeland en Frankrijk, is een feit. Want Frankrijk was de leenheer van Vlaanderen, en Engeland de leverancier van de wol, nodig voor de Vlaamse textielnijverheid. Dat spagaat was overigens gedurende de hele middeleeuwen aan de orde, tot aan Jacob en Filips van Artevelde toe, en daar heeft Vlaanderen van kunnen profiteren. Daardoor is Vlaanderen zo'n welvarende entiteit geworden.”

Du Caju: “En dat is de historische achtergrond die je niet in het beperkte aantal bladzijden van dit album gebokst krijgt.”

Grossey: “Inderdaad niet, want als je dat hele verhaal wél wil vertellen, moet je met megagrote tekstballonnen werken.”

Du Caju: “Zoals in Blake en Mortimer.”

Ronald, dus jouw favoriete De Rode Ridder-periode is die van Willy Vandersteen?

Grossey: “Daar is natuurlijk nostalgie mee gemoeid. Ik heb de Willy Vandersteen-albums gelezen toen ik nog een kind was. Dan spreken die verhalen je automatisch meer aan. Karel Biddeloo heb ik persoonlijk goed gekend, ook toen ik uitgever was bij Standaard Uitgeverij, en ik heb veel achting voor hem en zijn werk. Marc Legendre en Peter Van Gucht ken ik natuurlijk ook en ik vind het fantastisch hoe zij de Rode Ridder-figuur elk op hun eigen manier portretteren.

Maar de grootste emotionele band heb ik met de verhalen die ik als kind gelezen heb. Dat heb ik ook vastgesteld met de Suske en Wiske-verhalen toen ik als uitgever bij Standaard Uitgeverij werkte. Mijn voorkeur waren de vroege verhalen van die reeks. Ik was toen veertig jaar, maar de voorkeur van de collega’s die toen twintig à dertig jaar waren, ging uit naar de verhalen van Paul Geerts, omdat die albums hún jeugdverhalen waren.”

 

Thomas, heb jij een favoriete De Rode Ridder-auteur?

Du Caju: “Nee. Ik heb wel de reeks met de blauwe kaften gelezen, en weet nog dat de verhalen van Karel Biddeloo toen in de krant stonden.”

 

Was het voor jou niet tekenen buiten jouw comfortzone? We kennen je voornamelijk van strips waarin vliegtuigen voorkomen.

Du Caju: “Het tekenen van vliegtuigen… Je rolt daarin eens je aan een oorlogsverhaal begonnen bent. Wanneer een uitgever mij contacteert om een nieuw album te tekenen, dan is het negen kansen op tien weer een oorlogsverhaal waarin vliegtuigen voorkomen. Als tekenaar krijg je een soort stempel in die zaken. Indien ik bijvoorbeeld zou afkomen met een western, zou men raar opkijken.”

 

Je hebt ook de inkleuringen voor De Mol verzorgd. In de eerste helft van het verhaal krijg je het als lezer kil van de grauwe hemel en de aanhoudende regen.

Du Caju: “De proefplaten waren ook in de regen. Het ging toen ook over de kleur, maar veel kleur zit er op dat moment niet in.”

Grossey: “Het is meesterlijk gedaan! Die kleuren, die sfeer… daar kan je als scenarist maar van dromen.”

 

Er staan wel een paar dichterlijke vrijheden in het hommagealbum. Jago komt in de stripalbums voor sinds  nummer 250, toen Marc Legendre en Fabio Bono de reeks overnamen, en was toen een schimmel. En Koen wordt getekend als een slanke man, terwijl hij in de Leopold Vermeiren-boeken eerder mollig is.

Grossey: “Als dat zo is, zijn het inderdaad dichterlijke vrijheden.”

Du Caju: “Het enige dat Ronald gespecifieerd heeft is dat het paard van Hekla een IJslandse pony moest zijn.”

Grossey: “Ik heb wel een band met IJsland. Van kinds af aan ben ik altijd door de Noorse sagen gefascineerd geweest. Ik hou ook van IJslandse muziek. Ze hebben daar overigens een heel goede metalgroep: HAM. Met mijn broer ben ik al een paar keer naar het IJslandse muziekfestival Iceland Airwaves geweest, waar ze vele muziekgenres spelen.”

Het album begint en eindigt filmisch. Op de eerste pagina's zien we de heide, en daarna meer bepaald een haas. En op het einde van het verhaal is het een beetje zoals een Hitchcock-thriller: zaak opgelost, een snel eindshot, en gedaan. Of is dat plotse einde een gevolg van een tekort aan pagina’s?

Grossey: “Nee hoor! (lacht) Ik heb wel gekeken naar het inpassen van de personages. Zoals hoe Hekla zich verhoudt tot Johan, of Koen ten opzichte van het gezelschap. Maar om die onderlinge verhoudingen echt te kunnen uitdiepen, daar heb je de plaats niet voor. Maar of dat te maken heeft met het eindshot? Dat vind ik niet, alhoewel een extra pagina dankbaar zou geweest zijn. Maar het einde moest het einde zijn.”

 

Ronald, je hebt jaren geleden twee De Rode Ridder-leesboeken geschreven, in opvolging van Leopold Vermeiren. Waarom maar twee?

Grossey: “Dat was op vraag van toenmalig uitgever Walter Soethoudt, die met zijn uitgeverij Facet toen de rechten had overgenomen van Standaard Uitgeverij. Hij had toen ook contact met Leopold Vermeiren, die de basisteksten had geschreven. Die teksten waren echter een beetje oubollig, en Walter had mij gevraagd om die teksten te upgraden. Ik ben dan bij Leopold Vermeiren thuis daarover gaan praten. Dat gesprek verliep heel goed. Hij besefte waarschijnlijk wel dat zijn schrijfstijl een beetje achterhaald was. Leopold heeft me het boek Histoires des Croisades van Joseph François Michaud geschonken, dat hij gebruikte als basis voor zijn De Rode Ridder-verhalen. Een boek met prachtige illustraties van Gustave Doré, dat ik nog steeds koester als een mooi cadeau.

Vermeiren heeft mijn uiteindelijke teksten nagelezen. Die waren veel uitgebreider dan wat hij neergeschreven had. Ik heb zelfs twee verhaallijnen samengebracht tot één verhaal. Het ging dus oorspronkelijk om drie basisverhalen van Leopold die ik bewerkt heb.

De twee De Rode Ridder-boeken van Marc Legendre heeft hij volledig from scratch geschreven en hij heeft volledig zijn fantasie laten werken.”

In 1992 publiceerde uitgeverij Facet de jeugdromans Het Giftige Oog en De Zilveren Panter, beide met een coverillustratie van Marvano. Red Knight 1: De Vuurgeest verscheen in 1990 bij Standaard Uitgeverij.
 

Destijds was je scenarist van het album Red Knight. Er verscheen een eerste album, De Vuurgeest, en er was al een titel voor het tweede album, De Zwarte Wolvin. Maar uiteindelijk is alleen dat eerste album verschenen. Hoe zat dat in elkaar?

Grossey: “De bedoeling was om een cyclus van twaalf albums te maken, gebaseerd op de seizoenen. Drie albums per seizoen. Marvano en ik hadden bij de start twee verhaallijnen die doorheen de reeks zouden lopen. We zijn met veel enthousiasme aan de reeks begonnen. Wat ik nog steeds als een eer beschouw, is dat Willy Vandersteen dit project zelf nog heeft goedgekeurd. Ik heb één keer de hand geschud van Vandersteen. Dat was eind jaren 1980 toen hij gevierd werd in de Stadsfeestzaal van Antwerpen. Toen stelde Dirk Willemse Marvano en mij aan hem voor met de woorden: 'Dit zijn de mannen van de Red Knight.' Zijn antwoord was: 'Goe bezig mannen!' Oké, het waren slechts drie woorden, maar ik vond het toch wel leuk.

Toen we eraan begonnen heeft Marvano wel tegen Dirk Willemse van Standaard Uitgeverij gezegd: 'Dirk, ons album moet ook op de Franse markt beschikbaar zijn!' Marvano’s trilogie De Eeuwige Oorlog, uitgegeven bij Dupuis, was namelijk vooral verkocht op de Franstalige markt: Frankrijk, Wallonië, Zwitserland...

Ik heb daarna ons album wel in de Fnac in Parijs zien liggen, maar de verovering van de Franstalige markt is niet gelukt. Daar kwam nog bij dat Dirk aarzelde om een contract op te stellen, wat Marvano — terecht — niet leuk vond.

Bij deze twee feiten kwam daar nog bij dat Marvano van uitgeverij Dupuis het aanbod kreeg om de boeken van Paul-Loup Sulitzer te verstrippen. Sulitzer was toen dé Franse thrillerauteur, het equivalent van wat bij ons Pieter Aspe was. Dat was een aanbod dat Marvano niet kon weigeren.

Dat allemaal in acht genomen, heeft Marvano aan Standaard Uitgeverij gemeld dat hij met het Red Knight-project stopte.

Er is toen niet meteen aan een nieuwe tekenaar gedacht. Maar toen ik vier jaar later — in 1994 — begon te werken bij Standaard Uitgeverij, vroeg Dirk Willemse mij of Red Knight niet verder kon gezet worden. Het was niet evident om een vervanger voor Marvano te vinden, maar de Nederlandse stripauteur Minck Oosterveer zag het project wel zitten. Hij heeft nog een paar proefpagina’s gemaakt, maar eerst overleed Karel Biddeloo en was het binnen Standaard Uitgeverij alle hens aan dek om opvolging voor Karel te zoeken, en later is Minck zelf jammerlijk genoeg verongelukt met de motor.” (Het achtergronddossier van De Rode Ridder: De Biddeloo-jaren integraal 19, te verschijnen op 4 december 2024, vertelt uitgebreid over de diverse Red Knight-projecten en de latere spin-off Red Rider, red.)

 

Als de uitgeverij jullie contacteert voor een nieuwe bijdrage aan De Rode Ridder, zien jullie dat dan zitten?

Du Caju: “Dat hangt van de agenda af. Als het past tussen het tekenen van de albums van Saboteuses in, dan wel. Eerst maar eens afwachten of het publiek ons album lust, uiteraard.”

Grossey: “Je weet dat ik iets met De Rode Ridder heb — de jeugdboeken, Red Knight, dit hommageverhaal — dus ja, de uitgeverij mag me contacteren voor een nieuwe bijdrage, graag zelfs.”

 

De Rode Ridder: De Mol verscheen op 23 oktober 2024. Het album telt 40 pagina's (7,99 euro). Er is ook een luxe in kleur (69,95 euro) met 8 extra schetspagina's en een ex libris en een luxe op groot formaat in zwart-wit (150 euro) met 16 extra pagina's en twee ex librissen.