Pim Bos

“50% van mijn tijd gaat naar het zoeken van de juiste compositie."

1 september 2021 Interviews
door Wouter Porteman
 

Heel af en toe komt er een opvallend stripalbum uit waarover elke lezer een heel duidelijke mening heeft. Het tekstloze debuut Tremen van Pim Bos was er zo een in 2019. De Nederlander schiep een desolate, muisstille en grijze wereld waarin een vreemde mutant op een bizar "rijtuigdier" voorbijtrekt. Hij kijkt, oordeelt en ondergaat. En ook weer niet. Het resultaat was een bevreemde, wat cynische sf-strip die Enki Bilal of Mœbius vergat te maken. De ene lezer vond het de absolute max, de andere vond er geen zak aan. Hoeveel tinten grijs dit grafisch hoogstandje ook had, de meningen waren extreem zwart-wit. Nu is het tweede album uit en het enigma rond Tremen is alleen maar groter geworden. Tijd voor een verhelderend gesprek! 

Tremen is een geweldig buitenbeentje in de huidige stripwereld. Maar het leek me niet evident om als nieuwkomer direct aan boord te worden gehesen bij het grote Dargaud. Wat was je elevator pitch?

Bos: “Die had ik helemaal niet! Het balletje is eigenlijk gewoon in de juiste richting gerold. Ik was pas klaar met mijn studies Gamedesign aan de BUAS (Breda University of Applied Sciences, nvdr) en ik had net een tekening gemaakt van een soort post-apocalyptische ruiter op een of ander rijtuigdier. Ik was er wel tevreden van. Vervolgens heb ik er nog eentje gemaakt die erop aansloot, en dan nog een. Na drie prentjes dacht ik plots dat ik het begin had van een strip. Ik trok ermee naar mijn vriend Jorg de Vos, ooit inkleurder van Storm. Hij zei me dat je ongeveer vier pagina’s klaar moet hebben om die dan te pitchen bij verschillende uitgevers. Ik heb er vervolgens drie gemaakt, die wat opgesneden tot ik er vier had (grijnst), en het bundeltje dan opgestuurd naar Ballon Media. Ik was er persoonlijk wel blij mee, maar ik verwachtte er weinig van. Als Nederlander in stripland België leek me dit niet evident. Op hoop van zegen dan maar... Maar ik had goed gegokt! Amper twee weken later zat ik al in Antwerpen om er mijn contract te tekenen bij het Blloan-label. Zij legden dan de contacten met het Franse moederhuis van Dargaud en een paar maanden later was het ook daar rond. Zo kon ik gelijktijdig debuteren in het Franse en het Nederlandse taalgebied."

 

Een mooi afgedwongen geluk!

Bos: “Ik ga er wel vanuit dat de kwaliteit ook wel voldoende was (lacht), maar het klopt wel dat ik onmiddellijk bij de juiste personen zat." 

 

Het valt me op dat je je hoofdfiguur zo bescheiden, bijna anoniem, beschrijft. In Tremen heeft de ruiter ook geen naam. Maar om erover te praten, is dit wel niet praktisch. Hoe noem je hem?

Bos: “Ik noem hem de Rumpert."

 

Roempert?

Bos: “Ja, maar je schrijft het Rumpert. En het is ook De Rumpert. Zijn rijdier noem ik consequent zijn rijtuigdier. Het is geen dier maar ook geen voertuig, want het heeft poten en je zit er effectief in. Enkel bekenden weten dat hij de Rumpert is. Meer naamsbekendheid is ook niet nodig. In een tekstloze strip heeft een naam immers geen belang."

 

Hij doet me wat denken aan Bilals Voorbijganger.

Bos: “Precies! Die is ook wat nonchalant en onverschillig."

 

Ook in Tremen deel 2 verklaar je maar een minuscuul stukje van de bizarre wereld van de Rumpert. Is de setting van Tremen voor jou al helemaal duidelijk?

Bos: “Ja, die is vrij helder voor me. Ik ben er heel bewust van wat er niet en wel kan in gebeuren. Ze is vooral heel beperkt. Het is een eindeloze vlakte met vooral veel beton, wat blokken en enkele figuren. Binnen deze beperkingen behoud ik wel alle creatieve en grafische vrijheid."  

 

In het nieuwe album keren naast de Rumpert ook de wezens met de maskers weer op.

Bos: “Het zijn niet echt maskers. Ik zie het meer als robots met een egaal gelaat. (stil) Of zoiets. Nu heb ik er ook nieuwe wezentjes aan toegevoegd. Het zijn een soort lugubere, volwassen versies van de Smurfen. Een klein primitief volkje dat perfect past in Tremen."

Hoe ben je eigenlijk op de naam Tremen gekomen?

Bos: “Welk antwoord wil je horen? Het commerciële of het echte? (lacht) Marc Caro (scenarist en storyboard van de films Delicatessen en La Cité des Enfants Perdus en storyboarder van Alien: Resurrection, alle geregisseerd door Jean-Pierre Jeunet, nvdr) schreef in het nawoord van het eerste album dat Tremen in het Bretoens 'doortocht' wil zeggen. Mooier kan je inderdaad het niet hebben. De waarheid is dat ik ooit eens de fictieve naam Rieleweardt Tremen bedacht had. Toen ik met de strip bezig was, vond ik die achternaam er perfect bij passen. Het is zes letters en mijn naam, Pim Bos, ook. Dat staat mooi op de cover én het klinkt lekker mysterieus."  

 

Deel 1 was een strip die ik gewoon over me heen heb laten komen. Tot mijn grote verbazing kreeg ik hetzelfde gevoel bij deel 2. Je ondergaat Tremen, je voelt het.   

Bos: “Oké!" (grijnst)

 

Het is één grote WTF?. Zoek je dit gevoel op?

Bos: “Niet echt, nee. Tremen deel 2 is een doorlopend verhaal met enkele verrassingen die hopelijk de clichés in het genre vermijden. Marc Caro heeft me geholpen om mijn ideeën uit te bouwen tot één lang consistent verhaal. Daar had ik nog geen ervaring mee. We hebben ook lang gewerkt aan de motivatie van de personages. Waarom doen ze wat ze doen? Enzovoort. Maar tegelijkertijd wou ik absoluut het mysterie bewaren waarin het eerste boek zich hult. Dat evenwicht hoopte ik te bereiken."

 

Dat is zeker gelukt. Caro is niet zomaar iemand. Hoe ben je eigenlijk met hem in contact gekomen?

Bos: “Ik heb hem voor het eerst ontmoet op het sf-festival Utopealis in Nantes. Daar was ik in 2019 uitgenodigd als jurylid voor de kortfilms. Op de laatste avond was er een feestje en Yves Schlirf, de uitgeefdirecteur van Dargaud, introduceerde me bij Marc Caro. Ik bedankte hem voor het mooie nawoord in het eerste album, en we bleven wat verder praten. Dargaud kwam toen met het idee om ons te koppelen voor het tweede verhaal. Ik had al enkele verhaallijntjes en schetsjes klaar, zoals een kinderhoofd in een cocon die de Rumpert bij zich draagt, een kindervolkje, een soort wagen,...  In januari 2020 hebben we elkaar dan opnieuw ontmoet in Brussel, en dan hebben we samen besloten om verder te werken met deze ideeën."  

 

Dus Caro heeft zich volledig ingeleefd in jouw wereld?  

Bos: “Ja. Mooi toch?"

 

Toch zijn er wat accenten. De Rumpert is nu in plaats van een lijdend figuur, meer een leidend personage geworden.

Bos: “Ja, hij is inderdaad een heel stuk actiever geworden. Maar ik zou hem toch geen leider noemen. Dat is het kinderhoofd dat hij bij zich heeft. Hij is de beschermer of puur de drager van de leider. Ik blijf de Rumpert zien als een neutraal, onverschillig personage die enkel actie onderneemt als iets hem niet zint of als hij zich verveelt. Hij grijpt alleen in als het echt nodig is. Voor de rest houdt hij zich overal buiten."

 

Tremen is een consequent grijze wereld.

Bos: “Ik hou gewoon van zwart-wit. Ik vind dat kleur in dit universum gewoon te weinig toegevoegde waarde biedt. Tremen heeft geen kleur nodig."

 

Heb je het ooit overwogen? Al was het maar een steunkleur.

Bos: “Nee. Voor mij is deze wereld gewoon grijs. Ik teken al heel mijn leven grijze, kale landschappen met simpele blokkerige gebouwen en daarin dolende, gemuteerde figuren. Ik ben hierin zeker beïnvloed door De Vergeten Planeet (Druuna) van Paolo Serpieri en het werk van de surrealistische Poolse schilder Zdzisław Beksiński. Maar terzelfdertijd heb ik geen flauw idee waar die fascinatie voor dergelijke werelden vandaan komt."

Divers werk van Zdzisław Beksiński, een inspiratiebron voor Pim Bos.

 

Tremen misleidt je ook voortdurend. Doordat het tekstloos is, neig je het heel snel te lezen, maar dan blijk je enkele zaken te missen die je later wel nodig hebt. Het zit veel complexer in elkaar dan het lijkt.

Bos: “Kan je een voorbeeld noemen?"

 

Ik moest even terugbladeren toen het tweede kindervolk plots opdook. Ik was die link even kwijt.

Bos: “Ja, diezelfde wezentjes hebben helmen gekregen in plaats van hun afgerukte hoofden. (stilte) Je moet inderdaad op de details letten." (lacht)

 

Is dat niet het gevaar van Tremen dat je het album te vlug leest?

Bos: “Dat hangt echt van het type lezer af. Ik las ooit over Tremen deel 1 iets van: 'Zonde van mijn geld. Hartstikke depressief spul waar ik in 60 seconden doorheen was. Dit kostte me 25 cent per seconde' (bulderlach) Ach, als het je ding niet is, dan is het maar zo."

 

Maar jij hebt toch de keuze gemaakt om de strip tekstloos te houden.

Bos: “Ik heb met Tremen een strip gemaakt die ik absoluut zelf graag wou maken. Van het commerciële aspect heb ik me niets aangetrokken. Ik vind het gewoon fijn om tekstloos te werken."

 

Mij lijkt het vooral heel moeilijk om alles tekstloos te houden.

Bos: “Het is gewoon een andere manier van vertellen. Wat voor de een gemakkelijk is, is voor de ander moeilijk. Het is maar gewoon wat je het best ligt. Ik ben geen schrijver. En dialogen al helemaal niet. Ik kan er wel van genieten, maar ik kan ze alleen niet zelf verzinnen. En dan kom je meteen op iets tekstloos uit."

 

Tremen barst van de zwarte humor, geweld en actie. Ik hoor er een hele soundtrack bij. Maar er is geen enkele onomatopee te bespeuren. Ik schuifel bij momenten nerveus op mijn stoel door die ongemakkelijke stiltes.

Bos: (grijnst) “Het zijn inderdaad desolate vlaktes en eenzame werelden waarin er plots gewelduitbarstingen zijn. Maar ik heb het helemaal niet voor onomatopeeën. Een BAM of een BOEM past echt niet in mijn tekeningen. Laat mijn pagina’s maar kaal, saai of gestileerd blijven. Een onomatopee of een tekstballon doet alleen maar afbreuk aan de esthetiek van de tekening."

 

Hoe belangrijk is die esthetiek voor je?

Bos: “Enorm belangrijk. Elk plaatje moet apart kunnen staan én terzelfdertijd passen in het grotere geheel. 50% van mijn tijd gaat naar het zoeken van de juiste compositie. Eenmaal ik die gevonden heb, begin ik te tekenen. Dat is puur de uitvoering."

 

Is het niet moeilijk om die desolaatheid te vatten in kleine stripprentjes? Je werk smeekt erom om levensgroot geprojecteerd of gedrukt te worden.

Bos: “Dat zou weleens mooi kunnen zijn. Ik heb enkele prenten op groter formaat laten drukken. Wacht even, ik toon je ook even mijn muismat. (Pim toont voor de camera een mega muismat met een scène uit Tremen deel 2 erop gedrukt)

De max! Kijk dat bedoel ik dus. Je werk smeekt om groot afgedrukt te worden.

Bos: “Ach. Ik werk digitaal en ik vind het al geweldig om gedrukt te worden. Zo wordt het toch in één keer officieel. Wie weet schilder ik ooit nog eens iets op karton of doek. Dan heb ik toch wat grotere originelen."

 

Werk je dan 100% digitaal? Zit er geen enkel echt schilderij tussen? 

Bos: “Ik schets alles uit op papier. Met potlood en pen door elkaar. Zo maak ik mijn storyboard. Dat vertaal ik dan naar de computer. Van elk personage uit de strip heb ik een 3D-model gemaakt. Ik ga  met 3D en de camera aan de slag om de juiste composities en perspectieven te vinden. Zo vind ik vaak een invalshoek waar ik vooraf nooit aan gedacht had. Vervolgens speel ik met de belichting. Het resultaat is een grove foto die ik als basis gebruik voor de definitieve tekening. Daarna begin ik dan digitaal te schilderen. Dit doe ik met de muis waarmee ik telkens kleine streepjes zet. Ik voeg er natuurlijk een heleboel dingen aan toe. Maar uiteindelijk komt het erop neer dat ik heel vaak het ontwerp digitaal naschilder. Ik begin dus steeds vaker van nul af aan. Het eindproduct blijft natuurlijk 100% digitaal, maar ik heb heel erg mijn best gedaan om het er niet digitaal te laten uitzien." (lacht)

 

Dat is je dan zeker gelukt!

Bos: “Ik probeer het zoveel mogelijk te laten lijken op gouacheschilderijtjes. Maar als ik het echt zou schilderen op tekenpapier was ik er minimaal driemaal zo lang mee bezig. Bovendien had ik die middelen niet."

 

In Tremen deel 1 zaten een paar knipoogjes naar bekende schilderijen, zoals Nighthawks van Edward Hopper en The Connoisseur van Norman Rockwell.

Bos: “Die laatste had ik er niet doelbewust in gezet. Andere mensen wezen me erop. Het zou evengoed van Mœbius kunnen komen."

Al dan niet bedoelde knipogen naar de schilderijen Nighhawks (Edward Hopper, 1942) en The Connoisseur (Norman Rockwell, 1962).

 

In het tweede album heb ik geen dergelijke spielereitjes gevonden.

Bos: “Er zitten ook geen in. Als die eraan zitten te komen, dan probeer ik ze nu doelbewust te vermijden."

 

Ik wil het toch nog even over die ongemakkelijke stiltes hebben. Ook in je afstudeerproject Ghozer kom je in een Tremen-achtige wereld terecht. De klanken daarin, boordevol echo, zoals van het voorbij stappende monster, gaven me koude rillingen. Ik mis toch ergens een begeleidende soundtrack in je strips.

Bos: “Dat is eigenlijk wel grappig. Geluid is belangrijk. Momenteel ben ik met een vriend bezig een game aan het maken rond Tremen. We hebben lang gezocht naar een vrij drukkend geluid dat in die wereld hoort. Uiteindelijk hebben we het gevonden. We hebben trouwens een allereerste teaser gelost op Instagram."

 

Ja, die heb ik gezien, machtig! Op welk platform zal de game gespeeld kunnen worden?

Bos: “Daar kan ik nog geen uitspraken over doen. We zitten nog in een te vroeg ontwikkelingsstadium. Mijn partner en ik zijn er nog volop mee bezig als independant developers. Je zal er wel de Rumpert kunnen besturen in het Tremen-universum. Het wordt de game van de strip. Een mix van avonturen, vechten en puzzels. Momenteel zijn we volop bezig met de verhaallijnen van het spel. Eind 2022, begin 2023, zou het beschikbaar moeten zijn."

 

Dat wordt nog gas geven!

Bos: “Het voordeel is dat ik het personage maar één keer hoef te maken. Voor een strip moet ik die steeds weer opnieuw tekenen. Het is niet per se meer of minder werk. Het is gewoon anders. Het is wel minder eenzaam dan strips tekenen."

 

Betekent dit dat we even geen derde deel van Tremen moeten verwachten?

Bos: “Inderdaad. Alle focus gaat nu naar de game."

 

We kunnen er niet omheen kijken. Je werk lijkt geïnspireerd door een aantal grote voorbeelden. Je haalde zelf Serpieri en Mœbius aan. Ook de jonge Bilal hoort hierbij. 

Bos: “Ja. Enki Bilal! Zeker! Mijn fascinatie voor deze drie zit hem vooral in hoe ze structuren tekenen. Het gaat me om de vormen, de scheuren, de gaatjes, de brokstukken,... Ik geniet van hoe ze kreukels, aders,... tekenen. Als Mœbius een muur met enkele kogelgaten tekent, is dat... Dat wou ik ook kunnen."

 

Hoe ben je met die oude sf-strips uit de jaren 1970 in contact gekomen?

Bos: “Thuis hadden we nogal wat Storm-strips liggen. Zo raakte ik gefascineerd door ruimteschepen en sf. Als tiener wou ik striptekenaar worden en ben ik me echt beginnen te verdiepen in die wereld. Ik kocht eerst alles van Storm. Gelukkig was er in een nabijgelegen dorp een stripantiquariaat waar ik de uitverkochte boeken van Serpieri en Mœbius nog kon kopen. Ik kende hen al wat via het internet, maar hun strips had ik nog niet gelezen. Zo groeide mijn stripcollectie en zaten die voorbeelden voorgoed in mijn hoofd."

 

Was die grafische referentie niet dé doorslag waarom Tremen zo snel werd uitgegeven? Vandaag zie je niemand meer die deze stijl zo succesvol heruitvindt.

Bos: “Succesvol? (lacht) Ik weet niet of mijn succes zo groot is. Over het algemeen waren de recensies heel positief. Ik heb gewoon mijn eigen ding gedaan. Ik wou altijd al een strip tekenen, en dit was mijn kans. Misschien mijn enige... Dan wou ik het ook doen zoals ik het altijd zelf wou. Dat was voor mij ook de enige manier om er plezier in te hebben."

 

Dat tekenplezier zie je absoluut. Toch zijn dit strips die geen middenweg kennen. Je houdt er hartstochtelijk van of je vindt er geen zak aan. Er lijkt me geen tussenweg te zijn.

Bos: “Dat denk ik ook."

 

Vind je dat erg?

Bos: “Dat is nu eenmaal een feit. Ik geloof niet dat ik een keuze heb. Als ik een strip maak, zal het altijd dit resultaat zijn. Take it or leave it. Maar take it vooral." (lacht)

 

Tremen deel 1 (64 pagina's) verscheen in 2019 bij Blloan. Na het opdoeken van dat label verscheen deel 2 (64 pagina's, 14,95 euro) in september 2021.

Extra: De teasertrailer voor Tremen, de game.