Joseph Weismann, Arnaud Delalande en Laurent Bidot

“Ik word ’s nachts nog altijd wakker van dat gehuil en gekrijs."

19 mei 2023 (Drie)dubbelinterviews
tekst: Wouter Porteman — © foto's: Raymond Lagae

 

Kazerne Dossin in Mechelen is altijd al een plaats geweest waar een mens muisstil van wordt. In de Tweede Wereldoorlog werd de kazerne door de Duitse bezetter gebruikt als doorgangskamp. Meer dan vijfentwintigduizend Joden werden er verzameld en getransporteerd naar de concentratiekampen van onder meer Auschwitz-Birkenau en Buchenwald. Op 13 mei vond in het auditorium de persvoorstelling plaats van Na de Razzia. De aangrijpende strip vertelt het biografische verhaal van hoe de elfjarige Joseph Weismann wist te ontsnappen uit het Franse doorgangskamp Beaune-la-Rolande door uren onder tientallen meters prikkeldraad te kruipen. Het eindigt met het activisme van de hoogbejaarde Weismann die tot op vandaag iedereen terecht een geweten schopt. Als de bijna tweeënnegentigjarige Weismann met een opvallend stevige tred de zaal binnenstapt, kan je een speld horen vallen. Zijn medailles van Chevalier de la Légion d'honneur, Médaille des évadés en Chevalier de l'ordre des Palmes académiques draagt hij met een zelden geziene trots. Hij wordt geflankeerd door tekenaar Laurent Bidot en scenarist Arnaud Delalande. Het duo wordt net niet weggeduwd van het podium door het enorme charisma van Joseph Weismann. Met stevige stem antwoordt hij uitvoerig en ronduit op de vragen van moderator Filip Troch van Lauwert Uitgeverij. Het heterogene publiek bestaat uit geschiedkundigen, lotgenoten en stripliefhebbers. De vragen gaan alle kanten op. Nadien krijgen we de kans om even apart met de auteurs van de strip te spreken en nog even met de heer Weismann. Wat je hieronder leest, is een opnieuw samengestelde tekst met de relevantste antwoorden uit de verschillende interviews.

Klik hier om het rijkelijk geïllustreerde persdossier te downloaden.

 

Meneer Weismann, u bent bijna tweeënnegentig jaar en u vertelt in de strip uw verhaal alsof het gisteren gebeurd is. Is er al enige verwerking van dit trauma?

Weismann: “Nee. Ik zie nog elke dag de beelden van toen voor me. Hoe ouder ik word, hoe meer ik met respect kijk naar die kleine jongen van elf jaar die ik toen was. Het gebeurde ook allemaal zo kort na elkaar. Op een dag naaide mijn moeder een Jodenster op onze kleren en werden we nog meer bekeken op school. We hadden dit nog niet verwerkt of wij, de Parijse Joden, werden verzameld in de velodroom Vél' d’Hiv'. De stank die er hing, herinner ik me nog steeds. (stilte)

Mijn vader, moeder, twee zussen en ikzelf werden dan samen met alle andere Joden afgevoerd naar het beruchte doorgangskamp Beaune-la-Rolande, waar we voortdurend afgeblaft werden. Op een dag moesten we allemaal op het middenplein komen. Mannen en vrouwen met hun kinderen werden van elkaar gescheiden. We werden er allemaal gefouilleerd en al onze papieren werden afgenomen. Tegelijkertijd werden we meteen als overleden bestempeld. Officieel was ik dus dood voor de Franse regering, maar ik leefde nog! Ik zat alleen in dat kamp. Ik heb op dat moment geen Duitsers gezien. Het waren allemaal Franse politieagenten die in het kamp werkten. Kort nadien werden de mannen gedeporteerd naar Auschwitz-Birkenau. Op een dag kwam er een nieuw order vanuit Berlijn. Nu wou men dat iedereen gedeporteerd werd. Alle dertienduizend. Kinderen werden gescheiden van hun moeders. Ik word ’s nachts nog altijd wakker van dat gehuil en gekrijs. (stilte)

Het duurde niet lang of alleen de kinderen bleven over in het kamp. Onze haren werden afgeschoren. Men zei ons dat we binnen een paar weken in Auschwitz verenigd zouden worden met onze ouders. Ik geloofde hen niet. Op dat eigenste moment wist ik dat ik zou ontsnappen. Maar al de rest geloofde hen wel. Ik was die ene dolle koe die wou ontsnappen uit het slachthuis. (stilte)

Ik zocht een kompaan om te ontsnappen en zo ontmoette ik er Jo, Joseph Koganovitch. En de rest is bekend. Ik zie alles nog haarscherp terug in mijn dromen. De kleren van de soldaten, de geur, die plaats. Relativeren lukt tot op vandaag nog altijd niet. Er is enkele jaren geleden een film gemaakt van mijn verhaal, maar die is te braaf. Veel te braaf. Het was mijn verhaal niet. Als schoolkinderen de film zien, zijn ze stil. Maar als ik zelf getuig, dan pas kan je een speld horen vallen. En ik moet getuigen. Elke dag opnieuw.”

 

Waarom is dat getuigen zo belangrijk voor u?

Weismann: “Er zijn zes miljoen joden vermoord, waaronder anderhalf miljoen kinderen. Minus één, want ik ben ontsnapt. Ik moet hun dood levend houden. Ik ben bijna tweeënnegentig jaar en elke getuigenis is en blijft een kwelling. Dat constant herbeleven is lastig, maar zoiets mag nooit meer gebeuren. Ik weet niet of je zelf kinderen hebt, maar ik heb er drie. Dat is het mooiste cadeau dat ik ooit mocht ontvangen. Maar als je kinderen hebt, dan pas besef je dat je de verantwoordelijkheid hebt om de toekomstige generaties op te voeden. Je moet je kinderen, en bij uitbreiding elk kind, voorbereiden op het echte leven. Het allerbelangrijkste is om nooit het onaanvaardbare te aanvaarden. Vele mensen, massa’s mensen, wisten wat er gebeurde met de Joden tijdens de bezetting. Maar evenveel hebben niets gedaan. Niets. Ze bedekten liever hun ogen. Men heeft niet begrepen dat de hele mensheid in gevaar was. Velen staarden gewoon naar hun navel. Ach, het zijn maar Joden. Wat later hield men alle communisten tegen. En weer deden ze niets, want zij waren zelf geen communist. Hetzelfde met de syndicalisten. Weg ermee en het kan hen niets schelen, want je bent zelf geen syndicalist. En ga zo maar door. Op het eind blijf je nog alleen over.”

 

Heeft Jo Kogan, die samen met u is kunnen ontsnappen, ook een soortgelijk parcours afgelegd? Getuigde ook hij over jullie lot?

Weismann: “Helemaal niet. Hij is naar Amerika getrokken en werkte er in de foto-industrie. Hij ontwikkelde er nieuwe toestellen of filmrolletjes. Hij haatte Frankrijk tot in het diepst van zijn hart. Het was echt pure haat. Hij heeft ook niets gedaan om het lot van de Joden en zijn ervaring kenbaar te maken. Intussen is hij overleden. Zijn enige dochter leeft nog, denk ik. Zijn verhaal heeft hij in alle stilte meegenomen in zijn graf. We hadden het geluk om samen te kunnen ontsnappen. Dat is het. Later verneem je wat er gebeurd is met al die andere kinderen uit het kamp en dan komt de kwelling. Waarom hadden wij zoveel geluk en zij niet? Die last is zwaar om dragen. Ik besloot om te getuigen. Jo niet.”

 

Waren jullie eigenlijk vrienden? Of gewoon twee jonge kerels met toevallig hetzelfde doel om te ontsnappen?

Weismann: “We waren geen vrienden. We hebben elkaar kort voor de ontsnapping voor het eerst ontmoet. Ik zat in barak 7 en hij in barak 11. We kenden elkaar niet. Toen we eenmaal vrij waren, zijn we elkaar snel uit het oog verloren. Hij zou verhuizen naar een tante die in Amerika woonde. Ik hoorde niets meer van hem en dacht dat hij onderweg ergens gesneuveld was. Zijn lot kon me ook niet schelen. Ik zat toen vast in mijn eigen tunnel. Ik probeerde te verwerken wat er mijn familie was gebeurd. Na wat moeilijke tienerjaren trouwde ik en kreeg kinderen. Ik had mijn eigen leven en mijn eigen nachtmerries. Pas drieëntwintig jaar na onze ontsnapping vernam ik dat hij nog leefde en in de Verenigde Staten woonde. Toen ben ik hem gaan opzoeken. In heel ons leven hebben we zeven dagen samen doorgebracht. Dat is alles. Maar in die zeven dagen hebben we meer meegemaakt dan andere mensen in zeventig jaar.”

Joseph Weismann en scenarist Arnaud Delalande.

 

Vandaag is er weer volop oorlog en is de verdraagzaamheid ver te zoeken. Roept u niet in de woestijn?

Weismann: “Je vraagt me dus of mijn werk nog zin heeft? Ken je de kolibriefilosofie van Pierre Rabhi? Nee? Wel, op een dag was er een enorme bosbrand. Alle dieren waren doodsbang en terneergeslagen. Ze keken hulpeloos toe. Alleen de kleine kolibrie ondernam actie en ging druppels water zoeken om op het vuur te gooien. Keer op keer, zo snel als hij kon. Na een tijdje zei het gordeldier: ‘Kolibrie, ben je soms gek geworden? Met jouw druppels water zal het vuur niet doven!’ En de kolibrie antwoordde: ‘Ik weet het, maar ik doe mijn deel.’ ‘Ik doe mijn deel.’ Dat is wat mij vooruithelpt. Wanneer iedereen zijn deel doet, geloof ik dat we het onaanvaardbare nooit meer moeten aanvaarden. Met mijn getuigenissen ben ik een kolibrie. Meneer Troch van uitgeverij Lauwert is een kolibrie. Jullie hier zijn allemaal kolibries. Sta gewoon niet langs de zijlijn. Ja, ik weet dat er oorlogen zijn in Oekraïne en Soedan. Zeker de situatie in Soedan raakt me diep. Het is er even erg als in de Tweede Wereldoorlog. (stilte) Dat alle oorlogen zo lang duren, is de fout van de UNO. Al die hoge piefen daar hebben mooie titels maar ze doen er niets mee. Ze zijn incapabel. De UNO moet altijd tussenkomen.”  

 

Waarin verschilt de strip met de film?

Weismann: “Ik dacht dat het een documentaire zou worden, maar het was een echte film. En daarvoor gelden blijkbaar andere wetten. Het moest een commercieel succes worden en geld opbrengen. Maar dat ging fors ten koste van de authenticiteit. Op een gegeven moment wou men dat ik er zelf in zou acteren en mezelf ging vertolken. Ik moest als mezelf iemand acteren wie ik niet was. Pff. Ik heb er enkel een cameo in gespeeld, net zoals Alfred Hitchcock. Na het uitkomen van die film heb ik het echte verhaal, mijn verhaal, in een roman laten schrijven. Alles wat daarin staat, is echt en bevat geen greintje fantasie. Meewerken aan de film was lastig, maar het boek schrijven was pas echt pijnlijk want elke detail kwam terug. De strip volgt heel strikt de roman, maar is veel gemakkelijker om te lezen. Ik vind het een prachtig medium voor de jongeren. Het is geen boek, geen getuigenis maar een echte geschiedenis geworden die nu heel toegankelijk wordt gepresenteerd. Dit verhaal mag niet vergeten worden. En dit lukt opvallend goed met de strip. Vandaag is het album ook vertaald is in het Nederlands. Er waren eerder al vertalingen in het Engels en Portugees. De Japanse en Hebreeuwse versie komen er normaliter ook aan.” 

In 2010 kwam de film La Rafle, met onder Jean Reno en Mélanie Laurent, in de zalen en haalde in Frankrijk meer dan drie miljoen bezoekers. In 2011 liet Joseph Weismann zijn historische verhaal door Caroline Andrieu neerpennen voor het boek Après la Rafle, in eerste druk verschenen bij Michel Lafon.

 

Er is natuurlijk het pakkende verhaal, maar is het succes van jullie strip ook niet de aanpak?

Bidot: “We gingen absoluut voor een klare lijn stijl omdat die heel gemakkelijk leest en heel instapklaar is voor jonge of weinig geoefende striplezers.”

Delalande: “We hebben er alles aan gedaan opdat het geen gewoon boek zou worden. Het moest een boek zijn dat ons oversteeg. Vandaag vergeten we alles heel snel. Voor de nieuwe media moet alles hap-slik-weg zijn. We wilden de tijd doen stoppen en een strip voor het nageslacht maken. We hebben er verhaaltechnisch voor gekozen om het verhaal te vertellen door Joseph Weismann op de leeftijd die hij toen had. De ontsnappingsscène is geschreven en verteld door een elfjarige. Dat is echt een avonturenverhaal geworden. Het kon zomaar Kuifje tegen de Nazi’s zijn. De contemplatieve overwegingen op het eind van het boek worden verteld door de oudere Weismann die terugkijkt op wat er toen gebeurde. In de strip heb je dus het kind en de volwassenen die hetzelfde verhaal bekijken en vertellen. Ze moeten beiden verder leven met hetgeen is gebeurd. Die alternerende visies werken wonderwel samen. Het verhaal is zo hard en op zich al boordevol emoties dat we niet op zoek moesten gaan naar extra pathos om het te doen werken. We moesten alleen de juiste toon vinden en die aanhouden.”

 

Jullie vliegen er meteen in. Al op de eerste vier bladzijden verklappen jullie hoe Weismann en Kogan konden ontsnappen en dat Kogan na drieëntwintig jaar nog in leven is. Dat zijn direct de hoogtepunten van het verhaal. Baf. Baf.

Delalande: “Dit was absoluut de bedoeling. Dit waren de sleutelmomenten van zijn leven. We verklappen hier ook niets. De titel van het boek Na de Razzia onthult al dat Weismann zijn ontsnapping heeft overleefd. Het feit dat hij hier vandaag aanwezig is, nog meer. (lacht) Later in de strip komen we uitgebreid terug op de ontsnapping. Weismann was enorm ontgoocheld dat de ontsnapping in de film heel snel werd afgehaspeld. Die jongens hebben uren en uren enorm voorzichtig gekropen onder die brede muur van prikkeldraad en dit onder het zicht van de wachttorens. Voor ons was dit een absoluut sleutelmoment in de strip waar we veel aandacht aan hebben besteed.”

Bidot: “Ik ga niet akkoord met je bewering dat we al alles verklappen. De strip begint met twee pagina’s tijdens de ontsnapping en eindigt met een bewaker die zijn geweer richt op de prikkeldraadmuur. Dit is ons Titanic-momentje. Je weet dat de Titanic gaat zinken. Hier weet je dat Joseph het zal overleven. Maar de echte sterkte van de strip is het hoe en wat er daarna gebeurt met Weismann.”

 

Welk deel vinden jullie het belangrijkste? De periode van de razzia en de ontsnapping of het gedeelte na de razzia.

Delalande: “Het ene kan niet zonder het andere. Zoals ik al zei, hebben we twee visies aangehouden in het boek. Het verhaal van de elfjarige Weismann die alles actief beleeft en zo onbewust deel uitmaakt van de geschiedenis en dit van de oudere Weismann die zijn leven becommentarieert. Het is geen verhaal van een razzia of de Shoah (de Hebreeuwse naam van de Holocaust, de systematische jodenvervolging, nvdr). Wij vertellen hoe je leeft na die Shoah. Hoe je omgaat met de wereld en met je innerlijke demonen en nachtmerries. Joseph heeft heel lang geworsteld met de vraag waarom hij het heeft overleefd en de anderen niet. Het verhaal van na de razzia is voor ons boeiender dan de razzia zelf. Na de Razzia gaat over veerkracht. Hoe krachtig is een mens?”

 

Weismann kan nog haarfijn het drama navertellen wat er gebeurde toen hij elf was. De periode nadien tot pakweg zijn twintigste komt minder aan bod. Nochtans intrigeert mij dat enorm. Het kan toch niet zijn dat die door de nazi’s geïndoctrineerde Jodenhaat na de oorlog in één keer is verdampt?

Delalande: “Joseph was in die periode vooral op de vlucht. Hij kon er nergens aarden. Hij kan er moeilijk over praten. Pas toen hij Simonne Veil ontmoette, viel zijn leven op zijn plaats. Zij overleefde op haar zestiende Auschwitz en werd later de eerste Europese parlementsvoorzitter. Zij pushte Joseph om te getuigen en in zijn herinneringen te graven. Na er enkele dagen over getobt te hebben, nam Joseph de handschoen op. Hij is alles beginnen op te schrijven tot in het kleinste detail en hij begon te getuigen. Op die manier kon hij eer bewijzen aan iedereen die gesneuveld is. Hierdoor kon hij zijn persoonlijk drama betekenisvol maken. Hij doet er tot op vandaag alles aan om zijn boodschap — 'Aanvaard het onaanvaardbare niet' — publiek te maken.”

Foto 1: Medewerker Wouter Porteman, Laurent Bidot, Joseph Weismann en Arnaud Delalande.

 

Persoonlijk vind ik het jammer dat het gedeelte na de razzia niet uitgebreider werd behandeld. Zijn verblijf in Israël, het herbezoeken van de mensen die hem weigerden op te vangen na zijn vlucht,...

Delalande: “Op een bepaald moment maak je keuzes. We wilden absoluut de tweede laag, waarin Joseph terugkeek naar zijn elfjarige ik, erin krijgen. Dit zorgt voor heel krachtige momenten zoals toen hij als volwassene terugkeerde naar het doorgangskamp en er enkel een weide aantrof. Of zijn herinneringen naar de Vél’ d’Hiv’. Er waren verschillende pagina’s waar de tranen in mijn ogen stonden toen ik ze had afgewerkt. Het is een scenario dat er bij mij serieus heeft ingehakt. Ik woon in de buurt van het Parijse Montmartre en ik herken al die straten en wijken waar Joseph heeft gewoond. Mijn kinderen zijn opgegroeid in de buurt. Het is nauwelijks voor te stellen dat zij ook zo sterk zouden zijn geweest op hun elfde.”

 

De strip bulkt van de hevige emoties. Droefheid, woede, pijn, geluk,... maar toch pakken jullie er grafisch niet mee uit. Jullie zoeken het niet op.

Delalande: “We zoeken het inderdaad niet op. Het verhaal is al heftig genoeg zonder die extra saus. Neem nu die soldaat in de wachttoren die besluit om niet te schieten. Dit is het evenwicht dat we altijd hebben opgezocht. Mensen zijn nooit zwart-wit. Het is ons om de reacties van de mensen te doen. De ene reageert op die manier omdat hij bang is, of net boos is. Je had inderdaad Fransen die voor de nazi’s waren, maar even goed die er uitgesproken tegen waren. Het gros was echter gewoon bang of wist niet welke houding ze zich moest geven. Die rijke verscheidenheid aan gedragingen hebben we in het verhaal proberen te verwerken. De emoties zijn het gevolg ervan.”

 

Uw stijl is heel open. Het is een klare lijn met wat Miles Hyman en een arcering die Jacques Tardi ook zou gebruiken, maar het blijft echt uitgepuurd. Is dit uw natuurlijke stijl?

Bidot: “Nee. Ik heb er echt moeten op zoeken. Op een dag gebruikte ik een banale balpen die ze ook op school gebruiken en die gaf me exact genoeg lijndiktevariatie voor wat ik zocht. De basis is een klare lijn, maar ik voeg er af en toe wat venijn aan toe. Een brutere arcering of veel zwarte vlakken. De tekeningen zijn bijwijlen echt wel donker. De stampvolle Vél’ d’Hiv’ is zo bijna een donkere, haast abstracte massa geworden. Door de klare lijn stoten we de jeugd niet af, maar de donkere accenten geven het wel de nodige diepgang.”

 

Uw massascènes zijn inderdaad heel indrukwekkend. De massa op zich is echt een personage geworden.

Bidot: “Dank je wel. Een massa bestaat uit individuen en die kan je niet allemaal tekenen. Door de emoties in die massa gelijklopend te houden, creëer je een eenheid. Neem nu de Vél’ d’Hiv’. Je voelt de wanhoop, want de Duitsers wilden al die mensen daar gewoon vernietigen. Om ze te breken, lieten ze de tijd hun werk doen. Te veel mensen opeen, met nauwelijks voedsel, in die hitte, in extreme vermoeidheid in een enorme stank. Stilaan kan je die individuen uitgommen en herleiden tot een gebroken, onmenselijke massa. Hetzelfde gaat op voor het doorgangskamp. Als er dan één individu uit die massa kan ontsnappen, dan zuigt die grafisch alle aandacht naar zich toe. Dat is dan weer de sterkte.”

Er is heel veel evenwicht in jullie verhaal. We hadden het daarstraks al even over de emoties in de tekst, maar ook grafisch probeert u neutraal te blijven.

Bidot: “Dat klopt.”

 

Maar als u toch eens los gaat in één enkele prent, zoals de nachtmerrie van Joseph of de wegrijdende trein met de gezichten in de wolken, dan komt dit extra hard binnen.

Bidot: “Ik moest huilen toen ik die scène tekende. Ik zocht die momenten op en die kleurde ik dan net iets anders in. Als Joseph van zijn moeder wordt weggetrokken, dan kleur ik dat exacte moment, dat ene prentje, knalrood in. De figuren liet ik dan zelfs wit. Zo trekt één prentje alle aandacht naar zich toe in wat al een heel heftige pagina was. Als ik de scène diepblauw inkleurde, dan weet je dat het personage een innerlijke storm doormaakt. In een film kan je uitpakken met muziek. Als tekenaar moet je het doen met kleuren.”

Delalande: “Zo’n zaken bouw je op. Je krijgt ze niet voor niets. Zo’n rood of blauw prentje werkt maar omdat we er naar toe gewerkt hebben.”

 

Hebben jullie nooit overwogen om de strip zwart-wit te laten en te werken met een steunkleur, afwisselend per emotie.

Delalande: “Heel even, maar het commercieel aspect van een volledig ingekleurde strip speelt ook mee. Het nodige contrast kregen we wel door de paginaopbouw.”

 

Hoe actief was meneer Weismann betrokken bij het maken van de strip? Ik ken hem amper een halfuurtje, maar mijn eerste indruk is dat hij geen blad voor de mond neemt en absoluut weet wat hij wil.

Delalande: (lacht) “Joseph weet inderdaad wat hij wil en niet wil. Maar we hebben uitermate goed samengewerkt. We waren wat bang, want zijn samenwerking met de filmcrew liep allerminst vlot. En dan druk ik me nog heel beleefd uit.”

Bidot: “De schrik zat er wel wat in bij ons. Maar toen ik hem de allereerste pagina toonde van het album, toevallig ook de scène waarin hij en Jo richting prikkeldraad lopen, was hij helemaal overtuigd. Hij zei direct dat het precies zo was gebeurd! Het ijs was onmiddellijk gebroken en we hadden zijn vertrouwen gewonnen. We toonden hem regelmatig onze nieuwe pagina’s. Af en toe moesten we wat bijsturen wat niet helemaal correct bleek te zijn. Maar dat viel mee.”

Delalande: “Hij controleerde alles. Vooraf had hij al het scenario nauwgezet doorgenomen en elke afgewerkte pagina heeft hij vooraf uitvoerig bekeken en gelezen. Voor ons was dit ook heel belangrijk. Na de Razzia is geen fictie. Het is geen film. We hebben via deze strip zijn boek visueler, actiever, attractiever en toegankelijker gemaakt. Joseph is enorm trots op de strip. Hij herkent er zichzelf en zijn leven volledig in.”

 

Was dit nauwgezet realisme dan geen creatieve rem?

Delalande: “Nee. Integendeel. Het opende net deuren. We wilden geen tweede Maus maken met muizen, varkens en katten in de hoofdrol. We zochten ook de pathos niet op, zoals in sommige strips over de Shoah. Maar toch wilden we origineel blijven. Door de zaken weer te geven zoals ze effectief waren, zijn we daarin geslaagd. Het is realistisch maar toch uitgepuurd door die klare lijn. Het is een realisme door de ogen van een kind of van een volwassene die zich de kern van de zaken herinnert.”

Bidot: “De cover geeft precies weer wat ik bedoel. Je hebt de emoties bij de individuen, de sterke accentinkleuring en de anonieme massa, hier voorgesteld door een muur van prikkeldraad. Het is een perfecte synthese van de stijl van het album.”

Waarom wilde meneer Weismann nu pas dat zijn leven verstript werd? Je zou een omgekeerd parcours verwachten. Eerst de strip en daarna de film.

Bidot: “Ik had de film gezien en kort daarna ook een getuigenis. Die kwam zo hard binnen. Daarna heb ik gevraagd aan de familie om zijn verhaal te mogen verstrippen. Daarna heb ik zijn boek gelezen. Ik zou het geen roman durven noemen, want er is niets fantasierijker voorgesteld. Het is een keiharde, naakte getuigenis.”

Delalande: “De stripwereld is ook veranderd. Het is pas de laatste decennia dat graphic novels geen taboe meer zijn en je kan werken met een onbeperkt aantal pagina’s. Je kan er vandaag ook heel moeilijke en emotionelere onderwerpen in kwijt. Daarnaast was er ook een commercieel ijkpunt. In 1942 is Weinmann ontsnapt uit het kamp. Het album is in het Frans verschenen in 2022, exact tachtig jaar na zijn ontsnapping. Het was het moment om ervoor te gaan. De strip kreeg enorm veel aandacht en bijval. De verkoopcijfers waren dan ook buiten alle verwachting. Het was precies of het publiek nog alles wou weten uit eerste hand van een van de laatste getuigen van de Shoah. Frankrijk leek ook nu pas klaar om om te gaan met dit pijnlijk verleden. Naast Beaune-la-Rolande had je nog twee andere dergelijke doorgangskampen. Die kwamen nu weer allemaal onder de aandacht.”

 

De film was een ontgoocheling voor meneer Weismann, maar was wel een kassucces. De strip volgt wat echt is gebeurd en leest dus meer als een biografie. Maar zowel boek, film als strip dragen "de razzia" in de titel. Zijn er mensen die hielden van de film ontgoochelt in de strip?

Delalande: “Nee, de mensen verwachten geen doorslagje van de film. We hebben duidelijk uitgepakt dat dit het ware verhaal is van Joseph Weismann. Wij hebben niets afgevijld van wat effectief gebeurd is. Wij hadden geen studiobazen die bang waren voor reacties van het grote publiek en daardoor zaken verbloemden. Wij zetten geen bloemetjes in het kamp en zetten er geen vrolijke muziekjes onder. Wij stonden ten dienste van de waarheid. Toegegeven, om alles heel objectief te laten zijn, hadden we de strip inderdaad beter in zwart-wit gelaten, maar de toegankelijkheid speelde ook mee. Natuurlijk hebben we gespeeld met de sterktes van het beeldverhaal. Joseph was heel ontgoocheld dat de ontsnappingsscène in de film nauwelijks werd behandeld. Wij hebben dat cruciale moment wel de nodige aandacht gegeven.”

 

Wat verwacht je van de Nederlandse vertaling?

Delalande: “Ik grijp hiervoor graag terug naar het kolibrieverhaal van meneer Weismann die weer is komen aansluiten, nvdr). Het zou geweldig zijn, mochten mensen stapsgewijs kennismaken met dit pakkende verhaal. Met één kolibrie gaan we de brand niet blussen. Maar mochten al die Franse kolibries steun krijgen van evenveel Nederlandstalige kolibries dan kunnen we gelijk welke brand aan.”

 

Maar kan men nog een nieuw publiek bereiken met een strip?

Weismann: “Als ik één album kan verkopen, ben ik gelukkig. Elk gelezen album is een nieuwe kolibrie. De strip heeft al vijf prijzen gewonnen. Bijna allemaal prijzen gekozen door jongerenjury’s. Ik merk ook dat de strip volop ontleend wordt door jonge lezers in  bibliotheken. Ja, jonge lezers kunnen dit boek zeker lezen. Ik heb dit verhaal meegemaakt als elfjarige. Dan moet je dit ook kunnen lezen en verdragen als elfjarige. Maak het gerust verplichte lectuur in de scholen. Het volstaat niet dat ouderen deze tragedie herinneren. Het zijn jongeren die dit blijvend moeten herinneren.”

Meneer Weismann, een rode draad in de strip is uw niet aflatende liefde voor Frankrijk. Ook nu draagt u uw medailles met trots. Ik begrijp dit niet. Men heeft u gedeporteerd!

Weismann: “Ik ben fier om Fransman te zijn. Het is mijn land. Maar mijn land had het moeilijk in de oorlog. Mijn ouders waren Poolse Joden en men riep voortdurend dat ze naar hun land terug moesten keren. Maar is Polen hun land? Wij, Joden, hadden geen land. Na de oorlog ontstond Israël. Ik was daar supergelukkig mee. Ik heb er ook gewoond en zou er zonder verpinken voor gevochten hebben. Maar ik miste mijn echte vaderland. Ik ben geboren in Parijs. Ik ben en blijf Fransman. Ik heb thuis vijf geweren en ik ga voor Frankrijk vechten als ze mijn land aanvallen. Wist je dat van alle landen die door de nazi’s bezet zijn geweest er het minst mensen gedeporteerd werden in Frankrijk. 75% van de Franse Joden zijn er niet gedeporteerd. Dat is dankzij de christenen en de goede Fransen. Nonnen en paters hebben miljoenen mensen gered. In Polen werd niet minder dan 98% van de Joden gedeporteerd. Dat zegt alles. Ik ben trots om Fransman te zijn.”

 

Een pakkende fragment in de strip was toen jullie een Jodenster moesten dragen. Eerst waren jullie fier maar dat veranderde snel.

Weismann: “Als kind wist ik niet dat er Joden en niet-Joden waren. Met die ster veranderde mijn wereld. Pas toen begonnen kinderen op mij te slaan. Kinderen zijn niet antisemitisch, maar men kan het wel worden door opvoeding en cultuur. We zijn zo puur als we geboren zijn. We kunnen ons bekeren tot elke godsdienst die we ook maar willen. Maar ik heb geen idee waar en waarom die haat dan ontstaat. De mensheid moet precies altijd een zondebok hebben. Joden waren en zijn een gemakkelijk slachtoffer. Antisemitisme is ontstaan door het christendom en er zijn veel christenen in Europa. Maar ik pleit de Joden ook niet vrij. Ze hebben zich nooit geïntegreerd. Ze houden halsstarrig vast aan hun cultuur, tradities, eetcultuur,... Joden troepen altijd samen en houden hun tradities en taal heel sterk in ere. Dat roept vragen op. Ik vind dat je je moet integreren. Voorts is er ook een studie die aantoont dat de economie floreert op plaatsen waar er Joden zijn. En zoals je weet, roept rijkdom altijd weerstand op. In Polen was dit een van de redenen van de jodenhaat. Al die gemeenschappen en dat communitarisme brengt niets bij. Iedereen moet zich integreren. Ik ben een Fransman, een Europeaan en een wereldburger. Ik ben niet van een superieur ras en ik ben gewoon een mens. We zijn allemaal één ras.” 

 

Meneer Weismann. U hebt en heeft een ongelofelijk boeiend leven gehad. Als u vandaag even zou terugkijken, wat is da, het hoogtepunt geweest?

Weismann: “Ik ben enorm gelukkig dat ik op latere leeftijd — ik was toen al vijfenzestig — Minister van Staat Simonne Veil heb ontmoet. Zij overtuigde me dat het mijn plicht was om te getuigen. En toen ben ik eindelijk beginnen praten over wat me is gekomen. Dat was een keerpunt in mijn leven. Maar het echte hoogtepunt van mijn leven zijn mijn kinderen en kleinkinderen. Zij stellen mijn leven volledig in de schaduw. Zij zijn mijn alles.” (tranen in de ogen)

 

Dank u voor het interview en uw pakkende getuigenis.

Foto 2: Joseph Weismann met zijn vriendin.

 

Na de Razzia (32,95 euro) telt 128 pagina's en verscheen als hardcover bij Lauwert Uitgeverij. Bij het album hoort een bijlage met een historisch dossier.