De Jommeke-jaren van (1): Hugo De Sterk

“Ik vind nog altijd dat ik weinig heb toegevoegd aan Jommeke.”

31 maart 2023 Interviews
tekst: Pieter Deschoolmeester — © foto's: VRT

 

Maar liefst drie decennia lang stond hij samen met Jef Nys aan het roer van een van de populairste stripreeksen van ons land. Tussen 1972 en 2002 tekende of inktte hij een goeie honderddertig albums van Jommeke. Dat is 40% van alle albums die al over deze sympathieke knaap uit Zonnedorp verschenen zijn. Straffer nog: dat zijn zesduizend pagina’s, vierentwintigduizend stroken of meer dan  tweeënzeventigduizend plaatjes! Zo’n productieve tekenaar verdient een interview. Zijn naam? Hugo De Sterk.

 

Hugo De Sterk is tegenwoordig gesteld op zijn privacy. Een recente foto van hem kunnen we niet afbeelden. Uit een nieuwsreportage over Jommeke, met Jef Nys en medewerker Hugo De Sterk, van de Vlaamse openbare omroep uit de jaren 1970 haalden we bovenstaande screenshots. Klik hier voor de complete reportage en andere filmpjes.

 

Weinigen weten dat jij bijna dertig jaar lang de vaste tekenaar van Jommeke bent geweest. Je bent altijd op de achtergrond gebleven en we weten nauwelijks iets over jou. Help ons nu alstublieft om het mysterie rond jouw persoonlijkheid voorgoed te ontrafelen en vertel ons wie je bent.

Hugo De Sterk: “Ik ben dus Hugo De Sterk. Ik ben geboren in Antwerpen op 18 augustus 1944, maar ik ben opgegroeid in Wijnegem. Daar ben ik ook naar school gegaan.”

 

Werd de passie voor het beeldverhaal je met de paplepel meegegeven. Ik bedoel, werden er vroeger ten huize De Sterk in Wijnegem veel strips gelezen?

De Sterk: “Nee, eigenlijk niet. Heel af en toe werd er wel eens een strip gekocht, voornamelijk dan van Studio Vandersteen. Suske en Wiske bijvoorbeeld of een De Familie Snoek.”

 

En vandaag? Lees en verzamel je nog steeds strips?

De Sterk: “Een fervente verzamelaar ben ik niet, nee. Af en toe koop ik nog wel iets, maar niet veel en ook niks specifieks.”

 

Strips hebben dus blijkbaar niet zo’n belangrijke rol gespeeld in je leven, wat zeer vreemd is om te moeten horen uit de mond van zo’n productieve striptekenaar.

De Sterk: “Toch is het zo. Als kleine jongen heb ik ook nooit de ambitie gehad om later striptekenaar te worden.”

 

Je hebt wel tijdens je humaniora een kunstrichting gevolgd. Blijkbaar had je dan toch wat artistiek talent?

De Sterk: “Ik vermoed van wel, ja. Ik ben toen naar het Technicum in Antwerpen gegaan. In de Londenstraat was dat, waar de afdeling Sierkunsten net was opgericht.”

 

Daar werd je klaargestoomd voor een job in de grafische sector. Ben je met dit diploma op zak dan onmiddellijk naar Studio Nys gestapt?

De Sterk: “Nee. Ik heb eerst nog een aantal andere jobs gedaan en ben daarna begonnen bij de studio van Erik Vandemeulebroucke in Berchem waar ik strips mocht tekenen voor de Duitse markt. Ik was er aangenomen als beginneling en tekende samen met andere tekenaars mee aan Fix und Foxy, een populaire strip in Duitsland over twee vosjes. Het was er zeer plezant werken. Ik mocht veel proberen en oefenen om die figuurtjes onder de knie te krijgen. Zo heel lang heb ik er wel niet gewerkt, maar het was een goede leerschool om niet veel later bij Studio Nys te kunnen beginnen.”

En hoe en wanneer ben je dan uiteindelijk bij Studio Nys terechtgekomen?

De Sterk: “Dat was via een kleine advertentie in de krant in het jaar 1972. Ik ben er in dienst gegaan op 1 oktober 1972. Jef Nys was toen op zoek naar extra medewerkers en ik kende hem een beetje. Niet persoonlijk natuurlijk, maar ik was wel fan van zijn strips en tekenstijl. Vandaar dat ik toen heb gesolliciteerd.”

 

In 1972 werd Jommeke inderdaad in kleur uitgegeven in het buitenland en Jef Nys had daar zijn handen vol mee. Daarom zocht hij toen extra medewerkers. Het schijnt dat er toen maar liefst 360 reacties gekomen waren op deze advertentie. Uit die 360 kandidaten ben jij dan geselecteerd, wist je dat?

De Sterk: “Dat wist ik niet, nee, maar het zou kunnen. Ik denk wel niet dat ik de enige kandidaat was die hij had weerhouden. Maar toen ik bij Jef Nys in loondienst begonnen ben, is Eric De Rop er ook bij gekomen.”

 

Dit was dan de geboorte van Studio Nys. Waar was deze studio eigenlijk gevestigd?

De Sterk: “Dat was in de buurt van het Bosuilstadion (in Deurne, nvdr). Jef Nys had daar een appartementje, eigenlijk een studio, gehuurd. Wat later zijn we dan verhuisd naar een andere studio, ook in de buurt van dit stadion en vanaf 1979 was de studio in het Riverside-appartement op Linkeroever (Antwerpen). Daar werkte ik toen met een aantal ‘jonge gasten’ in opleiding. Van hen is enkel Philippe Delzenne gebleven. In 1982 is de studio op Linkeroever dan omwille van belastingtechnische redenen opgedoekt.”

 

Hoe moet ik mij de sfeer in de studio voorstellen? Was er ruimte en tijd voor een grap en een gezellige babbel of ging het er daar heel serieus aan toe?

De Sterk: “Niks speciaal. Voor zover ik me herinner was de werksfeer eigenlijk heel gewoon.”

 

Zag je de medewerkers van de studio ook na de werkuren? Of was werk en privé strikt gescheiden?

De Sterk: ““Na de uren zagen we elkaar weinig. Ik herinner mij dat we half de jaren 1980 twee keer zijn gaan eten met alle medewerkers. Toen de studio opgedoekt was, zagen we elkaar minder natuurlijk.”

 

In 1976 is Eric De Rop erbij gekomen, in 1979 Philippe Delzenne, in 1984 Gerd Van Loock en in de tweede helft van de jaren 1990 Luc Morjaeu. Hoe was de taakverdeling dan? Wie deed wat en was het takenpakket voor elk van jullie strikt afgebakend of was het eerder overlappend?

De Sterk: “Er was wel degelijk een onderscheid. Ikzelf tekende bijvoorbeeld altijd de ‘mannekes’, de hoofdfiguren dus en ook de bijfiguren. Soms neigde het zelfs naar bandwerk. Karel Boumans en Eric De Rop en later ook Philippe Delzenne, Gerd Van Loock en Luc Morjaeu deden toen altijd de achtergronden, de decors zeg maar. Philip, Gerd en Luc tekenden al gauw ook hun eigen verhalen. Toen er geen studio meer was, was het dikwijls een huzarenstuk om alles georganiseerd te krijgen. Gelukkig woonden Gerd en ik niet ver van elkaar. Ik bracht dan ’s avonds mijn afgewerkte tekeningen naar hem zodat hij er de decors kon op tekenen. Of hij bracht zijn tekeningen naar mij, dat gebeurde ook natuurlijk. Zo zagen we elkaar nog een keer.”

 

Nadat de studio opgedoekt was, moesten jullie op zoek naar een andere werkplek. Waar was dat?

De Sterk: “Gerd Van Loock en Philippe Delzenne werkten thuis. Zelf heb ik ook een tijdje thuis gewerkt, maar mijn laatste werkplek was een lokaal boven de modeacademie van Walter Van Beirendonck in Antwerpen, in een lokaal van Het Nieuwsblad.”

 

En zat je daar dan alleen?

De Sterk: “Grotendeels wel, ja. Maar Luc Morjaeu is dan veel langsgekomen. Hij heeft er zelfs ook een tijdje zijn tekentafel gezet. Samen aan een album werken was natuurlijk praktischer en gezelliger dan elk vanop zijn eigen eiland.”

We hebben het nog niet over jouw tekenstijl gehad. Deze wordt gekenmerkt door een strakke lijnvoering en daarmee leunde je, net als Gerd Van Loock nu, het dichtst aan bij deze van Nys. Vond je het lastig om altijd in de stijl van Nys te moeten tekenen? Had je niet het gevoel dat je creativiteit gefnuikt werd?

De Sterk: “De tekenstijl van Jef Nys is mooi, maar niet altijd gemakkelijk. Natuurlijk was het een rem op mijn eigen creativiteit, maar dat was niet van belang. Mijn taak was immers om te tekenen zoals Jef Nys het wilde. Hij was mijn opdrachtgever én Jommeke was zijn geesteskind. Wist je trouwens dat ik eigenlijk net als Eric De Rop een linkshandige tekenaar ben?”

 

Euh, ja. Ik heb inderdaad eens gelezen dat Jef Nys je op een gegeven moment zelfs gevraagd heeft om rechtshandig te tekenen.

De Sterk: “Ik heb eigenlijk zelf het initiatief genomen om rechtshandig te beginnen tekenen. Jef Nys heeft mij of Eric De Rop daar nooit toe verplicht. Eric De Rop is trouwens altijd met links blijven tekenen.”

 

Maakt het eigenlijk een verschil uit of iets nu door een links- dan wel rechtshandige tekenaar is getekend?

De Sterk: “Er is zeker een verschil. Kijk maar eens naar de achtergronden van Eric De Rop. Zijn, euh... ik zeg maar iets, wolken en grassprietjes bijvoorbeeld. Deze hebben de neiging om naar links te leunen. Zie je? Dat is kenmerkend voor linkshandigen. Jef Nys had het daar moeilijk mee, dat wist ik. Om een of andere reden wrong dat bij hem. Daarom heb ik voor mezelf op een gegeven moment beslist om rechtshandig te tekenen. Speciaal voor Jef Nys.”

 

Duurde het lang vooraleer je het onder de knie had?

De Sterk: “Dat heeft wel even geduurd. Dat ik net als alle kinderen van toen op school gedrild was geweest om ook rechtshandig te schrijven, speelde natuurlijk in mijn voordeel. De stap van schrijven naar tekenen was niet zo groot en dus gauw gezet.”

 

Jef Nys stond er om bekend een strenge leermeester te zijn. Hij verbeterde scenario’s en tekeningen vaak met rode balpen en hij gaf er dan punten op. Heb je dit ook zo ervaren?

De Sterk: “Op tekengebied was hij inderdaad heel streng. Maar dat was te begrijpen. Jommeke was zijn creatie, zijn geesteskind. Jommeke moest getekend worden zoals hij het wilde. Zo en niet anders. Zijn medewerkers kregen van hem daarom ook een kaft mee met eigen tekeningen in van figuren in allerlei poses die als voorbeeld moesten dienen. Een handleiding als het ware, die we nauwgezet moesten volgen. Hij heeft me ook heel veel verbeterd, ja. Zeker nadat de studio was opgedoekt. Toen moest ik dikwijls mijn schetsen naar Jef Nys opsturen. Ik kreeg ze dan verbeterd terug, maar echt zeer grondig verbeterd hoor. Hij lette werkelijk op alles. Tot in de kleine details. Maar dat moest hé, het was zijn Jommeke. Eén van zijn stokpaardjes bijvoorbeeld was de ‘slechte aanraking’.”

 

En dat was?

De Sterk: “Dat heeft met de compositie te maken, hoe in een prent de verschillende figuren en voorwerpen geplaatst worden. Bijvoorbeeld: wanneer een figuur voor een muur staat met een schilderij, dan mag het kader het hoofd niet raken. Er moet een beetje afstand tussen zijn óf het hoofd moet het schilderij gedeeltelijk bedekken.”

 

In hoeverre stond Jef Nys dan open voor suggesties?

De Sterk: “Hem voorstellen om iets zus of zo of anders te tekenen, bedoel je? Nee, dat deed ik niet. Ik volgde nauwgezet zijn schetsen en deed wat hij me vroeg.”

 

Hoe sprak je hem trouwens aan? Zei je Jef of meneer Nys?

De Sterk: “Altijd meneer Nys, ik sprak hem nooit bij zijn voornaam aan.”

Het eerste en het vermoedelijk laatste album waaraan Hugo De Sterk heeft meegewerkt. Tussen beide albums zitten eenendertig jaar! Broeder Anatoilus dateert van 1972, Wowofski van 2003.

 

Weet je nog wat het eerste album van Jommeke was waaraan je hebt meegewerkt? Ik gok op album 56, De Vruchtenmakers. Ben ik juist?

De Sterk: “Fout. Het was Broeder Anatolius, album 54. “

 

En ik die altijd dacht dat dit album door Edwin Wouters getekend was! En de decors waarschijnlijk door Karel Boumans.

De Sterk: “Ja, maar ook ik heb aan dit album meegewerkt. Dit was mijn prilste wapenfeit bij Studio Nys. In dit album kan je mijn eerste ‘probeersels’ zien. Ik heb er zowat van alles in gedaan, of beter gezegd, geprobeerd: decors, inkten, potloodschetsen, enzovoort. Als een soort oefening.”

 

Die ‘probeersels’, zoals je zegt, zijn uiteindelijk geëvolueerd naar volwaardige tekeningen. Ging dat snel? Heb je er lang over gedaan?

De Sterk: “In de periode na Broeder Anatolius ben ik beginnen oefenen en oefenen en ben ik ook overgeschakeld van links- naar rechtshandig tekenen. Proberen, oefenen, zweten en zwoegen tot ik de figuren onder de knie kreeg. En wanneer het niet goed was, gomde Jef Nys mijn schetsen uit en kon ik weer helemaal opnieuw beginnen. En geloof me, Jef Nys heeft toen veel gegomd hoor. Zo veel zelfs dat ik op een gegeven moment een nieuwe gom voor hem heb gekocht. Eentje van 10 cm lang! Dan kon hij wel een tijdje voort, dacht ik. Dat proberen en telkens opnieuw beginnen, was een deel van mijn leerproces. En achteraf gezien een noodzakelijke leerschool. Na verloop van tijd had ik het wel onder de knie en mocht ik de figuren zelf in potlood schetsen en vervolgens in inkt zetten.”

 

Zo was je carrière als hoofdtekenaar van Jommeke begonnen, en dat heeft bijna dertig jaar geduurd. Wat was dan het allerlaatste album waaraan je hebt meegewerkt?

De Sterk: “Ik denk dat dit album 221, Wowofski, moet geweest zijn, maar helemaal zeker daarvan ben ik niet. Wowofski is voornamelijk het werk van Luc Morjaeu geweest.”

 

Teken je eigenlijk vandaag nog? Zit je met andere woorden soms nog achter je tekentafel?

De Sterk: “Nee. Ik teken niet veel meer. Dat ik kort na mijn pensioen een ‘accident’ met een zaag gehad heb en toen mijn rechterhand heb verwond, kan ik daarvoor niet als excuus gebruiken want zoals gezegd kan ik ook perfect met mijn andere hand tekenen.”

 

Bewaar je eigenlijk veel tastbare herinneringen aan je tijd bij Jommeke? Heb je bijvoorbeeld veel tekeningen of scenario’s bewaard?

De Sterk: “Ik heb wel een en ander bewaard, ja. Heel veel eigen schetsen bijvoorbeeld (waarvan een aantal dit interview sieren, nvdr). Of ontwerpen van figuren en blaadjes met oefentekeningen. En ook nog wat kopies van platen die toen naar de uitgeverij gestuurd zijn.”

Terug naar minstens twintig jaar geleden. Kan je kort toelichten hoe het proces verliep van blanco blad tot afgewerkte pagina?

De Sterk: “De werkwijze was steeds dezelfde. Van Jef Nys kreeg ik een ruwe schets, doorgaans in balpen, van wat er moest getekend worden. Die schets was allerminst gedetailleerd. Het was eerder een weergave in grote lijnen van de figuren en hun positie. De schets toonde ook welke structuur en compositie ik moest volgen. Vervolgens mocht ik dan in potlood de hoofd- en dikwijls ook de bijfiguren uitschetsen en als ze goed waren ook inkten. Daarna ging een andere medewerker aan de slag om de decors te schetsen en te inkten. In het begin was dat Eric De Rop, later Philippe Delzenne en Gerd Van Loock en nog later Luc Morjaeu. En zoals reeds gezegd, zijn Philippe, Gerd en Luc al vlug begonnen met hun eigen verhalen te tekenen.”

 

Van Philippe Delzenne weten we dat hij soms aan meerdere albums tegelijk werkt. Was dit bij jou ook het geval?

De Sterk: “Nee. Dat kon ik niet. Ik werkte telkens aan één album tegelijk. En als er een album af was, begon ik gewoon aan het volgende.”

 

En de lettering. Moest jij dat ook doen? De Sterk: “Ah, de lettering! Ja, dat heb ik verschillende jaren ook gedaan. Dat was met een rotringpen. Niet met een sjabloon hoor, maar met de hand, letter per letter! Maar dat ging niet zo vlot, vond ik. Gelukkig werd na een tijdje het schrift van Jef met de computer gezet.”

 

Vanaf deel 92, Het Aards Paradijs, verscheen Jommeke in kleur. Had jij ook inspraak in de inkleuring?

De Sterk: “Nee. Absoluut niet. Dat was trouwens niet voor ons. Wij moesten alleen tekenen en inkten. De inkleuring was voor Studio Leonardo (van Vittorio Leonardo, die voor uitgeverij Dupuis zowat alle reeksen inkleurde en ook de albums van De Rode Ridder door Claus D. Scholz, nvdr) en later deed Agnes Nys, de dochter van Jef, dat in de studio op Linkeroever. Manueel.”

 

Op het moment dat de eerste albums in kleur verschenen, ben je om financiële redenen even weggegaan bij de studio. Hoe lang ben je precies weg geweest?

De Sterk: “Ik ben er toen inderdaad even tussenuit geweest, voor een tweetal jaar, om precies te zijn van 17 oktober 1977 tot 18 mei 1979. Om mijn kost te verdienen, heb ik dan getekend voor een verpakkingsbedrijf. Maar na twee jaar ben ik dus teruggekeerd naar de studio.”

 

Klopt het dat Wim Haazen jou toen vervangen heeft in de studio tijdens je afwezigheid?

De Sterk: “Dat weet ik niet. Het zou kunnen. Het kan ook zijn dat Jef Nys toen weer meer tekende. Ik heb Haazen alleszins nooit gekend.”

 

Verschillende medewerkers van Jommeke hebben de overstap gemaakt naar andere tekenstudio’s. De Rop en Morjaeu definitief naar Studio Vandersteen. Philippe Delzenne tijdelijk naar De Smurfen. Jij bent, buiten een korte onderbreking van twee jaar, net als Gerd Van Loock je ganse carrière bij Jommeke gebleven. Waarom?

De Sterk: “Ik ben altijd een ‘gewone traditionele mens’ geweest die een job had om zijn brood te verdienen en om zijn gezin te onderhouden. Meer niet. Ik werkte telkens van 9 tot 5, deed wat er van mij verwacht werd, en dan stopte ik om bij mijn gezin te zijn of om andere dingen te doen. Ik was zeker geen mens om als zelfstandige door het leven te gaan. Ik heb dan ook nooit de behoefte gehad om andere uitdagingen aan te gaan.”

Deed je naast de reguliere albums nog ander tekenwerk voor Jommeke?

De Sterk: “Jazeker. Illustraties in spelletjesboeken en vakantiealbums bijvoorbeeld. Of dat ene kort verhaal bij die muziek-cd van Jommeke (Goud voor Anatool uit 1997, nvdr). Maar ook voor de merchandising heb ik een en ander getekend, zoals bijvoorbeeld de flippo’s. Of de Rode Kruis-sticker. Of de kaften van de spelletjes-, raadsel en moppenboeken. En ook de covers van de vakantiealbums.”

 

Nu je het over covers hebt, tekende je ook covers van de albums in de reguliere reeks? Algemeen wordt namelijk aangenomen dat Jef Nys alle covers tekende.

De Sterk: “Jef Nys heeft dat inderdaad lang gedaan, dat klopt, maar de laatste jaren heb ik ook albumcovers getekend.”

 

Wist je telkens op voorhand wat er het komende jaar zoal van Jommeke ging verschijnen?

De Sterk: “Nee. Niet echt. Ik kreeg opdracht om dit of dat te tekenen en dat deed ik gewoon. Als iets af was, was het wachten op de volgende opdracht. Zo werkte ik. Een overzicht had ik dus niet, nee.”

 

Las je eigenlijk alle albums waaraan je had meegewerkt? Of durfde je dat niet omdat je bang was dat je dan dingen zou zien die je achteraf bekeken liever anders had gedaan.

De Sterk: “We kregen die albums van de uitgever en inderdaad, ik bezag ze achteraf wel eens. Schrik om foutjes te zien, had ik niet. En was er dan toch iets waarover ik misschien minder tevreden was, dan was dat maar zo. Op naar een volgend album.”

 

Toen jij Jommeke tekende, verschenen er vijf à zes albums per jaar. En dan spreken we alleen nog maar over de reguliere albums. Ondanks dit hoge tempo is de kwaliteit van jouw tekenwerk altijd even hoog gebleven. Kan je dit verklaren?

De Sterk: “Geen idee. Waarschijnlijk omdat het op den duur routine geworden was zeker? Een automatisme. Het resultaat van veel oefenen, héél veel. Het was mijn job en ik probeerde mijn job zo goed mogelijk te doen.”

 

Ik neem aan dat jij als vaste tekenaar dan ook de nieuwkomers, dan bedoel ik Philippe Delzenne, Gerd Van Loock en Luc Morjaeu, hebt opgeleid?

De Sterk: “Totaal niet. Gerd, Philippe en Luc waren ‘mans’ genoeg. Zij moesten niet meer opgeleid worden.”

 

Tot nu toe hebben we het enkel over tekeningen gehad, maar scenario’s zijn natuurlijk even belangrijk voor een goed stripverhaal. Heb jij ook scenario’s geschreven?

De Sterk: “Eigenlijk niet, nee. Ik had daar ook geen behoefte aan. Ik heb ooit weleens iets geprobeerd, maar Jef en ik zaten niet op dezelfde golflengte. Het was gauw duidelijk dat scenario’s bedenken niet mijn sterkste kant was en ik heb het dan maar gelaten voor wat het was. Ik volgde altijd strikt het scenario.”

 

De scenario’s werden je dus aangeleverd en jij moest ze uittekenen. Wist je telkens door wie ze geschreven waren?

De Sterk: “Niet altijd. Ik kreeg ze meestal via Jef Nys en of hij die geschreven had of iemand anders, dat wist ik niet. Ik herinner me wel dat Gerd Van Loock me af en toe scenario’s heeft bezorgd, maar vraag me niet van welke albums, want dat weet ik niet meer. En op het einde van mijn loopbaan, in de jaren 1990, kreeg ik natuurlijk ook veel scenario’s van Jan Ruysbergh.”

 

Hoe ging je precies aan de slag met de scenario’s die Jef Nys of andere scenaristen je gaven?

De Sterk: “Het gemakkelijkste natuurlijk was wanneer ik kon vertrekken van een storyboard waarop de figuren en tekstballonnen al in grote lijnen stonden. Maar ik kreeg dat niet altijd want niet elke scenarist kon tekenen natuurlijk. Ik kreeg het uitgeschreven scenario wel graag op voorhand zodat ik een idee had van waar het verhaal naar toe ging. Af en toe heb ik heel rudimentaire scenario’s gekregen. Dikwijls gewoon wat instructies op één bladzijde gekrabbeld en daar moest ik dan mijn plan mee trekken. Het was dan heel moeilijk om op basis van die ene bladzijde tegen ’s avonds de gevraagde stroken voor de krant klaar te hebben. Dat was lastig werken en helemaal niet plezant.”

Hadden jullie telkens een grote voorsprong op de dagelijkse krantenstrip of was het meestal last minute?

De Sterk: “Een comfortabele grote voorsprong hebben we niet veel gehad. Meestal was het last minute tekenen, tegen de klok, en dat ‘scherp’ tekenen vond ik niet zo leuk. Maar bij mijn weten is het gelukkig nooit voorgevallen dat Jommeke de dag nadien niet in de krant is kunnen verschijnen doordat we onze deadline niet gehaald hadden.”

 

Aan welk album waaraan je hebt meegewerkt, bewaar je de beste herinneringen?

De Sterk: “Goh, daar kan ik eigenlijk moeilijk op antwoorden. Er zullen wel albums geweest zijn die ik zeer vlot en dus graag getekend heb en andere waarop ik heel erg gezwoegd hebt. Dat zou kunnen. En dat is ook normaal. In ieder werk heb je wel dingen die vlotter of minder vlot gegaan zijn. Er waren mindere en betere periodes, maar dat hoorde bij mijn job.”

 

En welke personages tekende je het liefst en welke minder graag?

De Sterk: “Een saai antwoord misschien, maar ik tekende eigenlijk alle personages even graag. Voor Filiberke had ik wel het meeste sympathie. Van alle figuren heb ik hem altijd het boeiendste gevonden. Niet zozeer om te tekenen, maar wel omwille van zijn karakter. Dat speelse karakter, de fantasie van dat ‘manneke’,... Echt een tof ventje!”

Boekje van de Jommeke-cd uit 1997.

 

Dat tof ventje, maar ook de andere personages van Jommeke, heb je zo’n dertig jaar lang dagelijks getekend. Goed voor een honderddertigtal albums. Toch werd jouw naam in geen enkel album vermeld. Slechts één keer kwam ik je naam tegen en dat was in het boekje van de Jommeke-cd uit 1997 waar er bij artwork "Hugo De Sterk" staat. Meer niet. Vond je het niet spijtig om al de jaren in de anonimiteit te moeten werken?

De Sterk: “Nee, dat stoorde mij niet. Dat was een keuze van Jef Nys en ik respecteerde dat. Het is zeker niet zo dat ik me daarvoor schaamde of zo. Want wanneer iemand naar mijn beroep vroeg, zei ik altijd dat ik voor Jommeke werkte.”

 

Pas vanaf deel 251, Schattenjagers in Bokrijk, worden de namen van de scenaristen en tekenaars in de albums vermeld. Van de albums daarvoor is het dikwijls raden wie ze getekend heeft. En achterhalen wie ze geschreven heeft, is nog moeilijker. Heb jij daar eigenlijk een goed zicht op?

De Sterk: “Enkel aan de hand van de albumtitels zou het mij waarschijnlijk niet lukken om er de juiste tekenaar of scenarist aan te koppelen. Maar of het lukt als ik de albums zou inkijken, weet ik eigenlijk ook niet. Sowieso haal ik er de albums van Edwin Wouters gemakkelijk uit. Zijn tekenstijl is toch wat anders, iets aparts. Gerd Van Loock en Philippe Delzenne haal ik niet meer uit elkaar. Ik zie alleszins geen verschil meer tussen hun albumcovers.”

 

Heb je nog contact met de huidige tekenaars?

De Sterk: “Niet echt, want ik ben er ook al meer dan twintig jaar weg. Enkel Luc Morjaeu hoor ik af en toe nog eens. Jommeke is voor mij een afgesloten hoofdstuk. De reeks is nu in handen van een andere generatie tekenaars en zij doen dat goed, want Jommeke blijft nog altijd een van de populairste stripreeksen in ons land.”

 

Inderdaad. Kan jij het succes van Jommeke verklaren?

De Sterk: (denkt lang na) “Ik vermoed dat de basis van het succes van Jommeke destijds door Jef Nys gelegd is en op dit succes teert de reeks vandaag nog steeds verder. Het is volgens mij een combinatie van verschillende factoren geweest: zeker en vast de kwaliteit van Jef Nys' tekeningen en tekenstijl, gecombineerd met de juiste periode waarin hij Jommeke op de Vlaamse lezertjes heeft losgelaten. De juiste insteek naar kinderen toe was ook een geniale zet van hem en natuurlijk speelde een portie geluk ook een rol. Zijn strips sloegen wel aan bij het grote publiek.”

 

En aan deze succesvolle reeks heb je zelf zo lang bijgedragen. Hoe blik je zelf terug op je lange loopbaan als hoofdtekenaar van Jommeke?

De Sterk: “Ik vind nog altijd dat ik weinig heb toegevoegd aan Jommeke.”

 

Weinig?! Hoezo? Je bent toch zeer productief geweest? Van elke tien Jommeke-albums zijn er minstens vier waarvan jij de figuren getekend en geïnkt hebt. Je hebt honderdduizenden lezertjes evenveel uren lees- en kijkplezier bezorgd? Ben je nu niet veel te bescheiden?

De Sterk: “Ik denk niet dat ik veel bijgedragen heb aan de reeks. Anders dan Gerd Van Loock, Philippe Delzenne en Luc Morjaeu heb ik immers nooit scenario’s geschreven. Ik heb enkel getekend. Ik deed wat men mij gevraagd heeft om te doen, namelijk tekenen.”

 

Je bent veel te bescheiden, meneer De Sterk. Toch is er onder stripliefhebbers ontzettend veel erkenning en waardering voor het werk dat jij al die jaren in de coulissen hebt gedaan. Een ganse generatie, waaronder de mijne, is uitsluitend opgegroeid met Jommeke-albums die jij getekend hebt! Ook al beweer je het tegendeel, je hebt wel degelijk veel aan Jommeke toegevoegd. En we kunnen je daarvoor niet genoeg bedanken. Bedankt voor dit interview en bedankt voor alles wat je voor Jommeke hebt gedaan.

De Sterk: “Graag gedaan.”