De Jommeke-jaren van (4): Gerd Van Loock
“Jef Nys was waarschijnlijk architect geworden als hij Jommeke niet had getekend."
tekst: Pieter Deschoolmeester
Op de eerste zonnige dag sinds weken spoor ik eind januari naar Antwerpen, de hoofdplaats van de gelijknamige provincie, thuisbasis van mijn jeugdheld Jommeke. In het wondermooie monumentale Centraal Station word ik opgewacht door nog een ander monument: Jommeke-tekenaar Gerd Van Loock. Deze sympathieke zestiger drukt al tientallen jaren zijn stempel op het Vlaamse striplandschap. De laatste honderd Jommeke-albums van de nu ruim 320 stuks tellende albumlijst tekende hij afwisselend met zijn collega en vriend Philippe Delzenne. Als dat geen respect verdient! En uiteraard ook een uitgebreid interview. We besluiten om voor het interview naar een gezellige koffiebar te gaan aan de achterkant van de zoo, een tip van Gerds vrouw. Daar zal ik hem bestoken met al mijn vragen die ik zorgvuldig heb voorbereid. We spreken ook af om na ons rendez-vous nog even naar het Frans Halsplein te wandelen om een bijzonder kunstwerk te bewonderen: de Jommeke-stripmuur, een creatie van Gerd waar hij terecht apetrots op is. Maar dat is voor "seffens". Nu eerst het interview!
Vertel eens Gerd, wanneer en hoe ben je bij Jommeke begonnen?
Van Loock: “Dat moet in 1984 geweest zijn, denk ik. Philippe (Delzenne) en ik woonden toen in hetzelfde dorp, in het mooie ’s Gravenwezel. Ik kende zijn zus goed, ze was een vriendin van mij. Philippe wist via haar dat ik goed kon tekenen en toen hij Studio Nys omruilde voor Studio Peyo heeft hij mij aangebracht bij Jef Nys als zijn vervanger.”
Je kon goed tekenen, zeg je. Had je een specifieke opleiding gevolgd?
Van Loock: “Tot mijn 19 jaar volgde ik inderdaad kunsthumaniora in Antwerpen, daarna heb ik er ook vrije grafiek geprobeerd, maar zonder succes. Dan ben ik maar naar het Sint-Lucas in Gent gegaan, maar daar was ik ook gebuisd. Ik ben dan ook nog in Gent begonnen aan de opleiding tekenfilmanimatie, maar ook hier raakte ik er niet door. Ik was duidelijk geen goede student.” (lacht)
Hoe heb je Jef Nys kunnen overtuigen om je aan te nemen?
Van Loock: “Ik ben naar hem toe gegaan met mijn tekenmap, maar hij was niet thuis. Hij was eventjes naar de tandarts. Zijn zoon Dirk heeft me toen binnengelaten en me zelfs een pintje aangeboden. Dat stelde me meer op mijn gemak, want ik was toch wel behoorlijk zenuwachtig. Na een tijdje kwam Jef binnen. Ik zie hem daar nog staan, met zijn dikke wang. Hij heeft dan eerst mijn tekeningen bekeken en me vervolgens gevraagd om een krokodil en een nijlpaard te tekenen in een bootje. Hij liet me ook een hand tekenen die een telefoon vasthield. Dat was zijn manier om me te testen en te kijken hoe goed of slecht ik kon tekenen. Hij was blijkbaar tevreden, want ik werd op proef aangenomen. Ik was dolblij natuurlijk, maar ook mijn ouders waren in de wolken. Hun zoon had uiteindelijk toch werk gevonden en dan nog wel bij Studio Nys!”
Wat was het eerste album waaraan je hebt meegewerkt?
Van Loock: “De Schat van Angkor (deel 123).”
Toen je aangenomen was, bestond de studio nog. Met wie heb je daar toen gewerkt? En waaruit bestond je takenpakket?
Van Loock: “Ik heb alleen met Hugo De Sterk in de studio samengewerkt. Mijn takenpakket bestond oorspronkelijk enkel uit het tekenen en inkten van de decors, de achtergronden zeg maar, van de dagelijkse krantenstrip. Dat was eigenlijk bandwerk. Sporadisch hielpen we Agnes Nys ook met de inkleuringen. Toen was dat nog met plakkaatverf. Agnes bewaarde die in fotoroldoosjes. Ze had tientallen van zo’n potjes op tafel staan. Wat we ook nog deden, was het aanduiden van de rasters voor de dagelijkse publicatie in de krant. En tussendoor oefende ik heel veel met het inkten. Die dagelijkse krantenstrip, dat was hard werken en vaak ook tegen de tijd. Die pagina's verschenen meestal enkele dagen later in de krant en dat gaf ons een comfortabele voorsprong. Maar ik herinner me ook momenten dat we de pagina's net op tijd af hadden. Jef sprong er dan nog ’s avonds mee in zijn auto en bracht ze naar de krantenredactie in Gent of Antwerpen zodat ze de dag later gepubliceerd konden worden. In het begin verschenen er nog dagelijks drie stroken in de krant. Later werden dat er twee. De keuze voor drie stroken heb ik altijd raar gevonden. Probeer maar eens een cliffhanger te stoppen in de derde strook van een pagina.”
Hoe was het om samen te werken met Hugo De Sterk?
Van Loock: “Dat was aangenaam. Ik was zwaar onder de indruk van hoe goed en vlug die man kon tekenen. Als nieuwkomer voelde ik me klein tegenover zo veel talent.”
Pagina's uit Jommeke 123: De Schat van Angkor, het eerste verhaal waaraan Gerd Van Loock heeft meegewerkt. De decors hebben hem bloed, zweet en tranen gekost.
Hoe was de taakverdeling dan in de studio? Hoe ging dat praktisch in zijn werk?
Van Loock: “Een werkdag zag er een beetje als volgt uit. Jef, die twee verdiepingen lager woonde, bracht ’s morgens een tweetal pagina's naar de studio die al voorzien waren van handgeschreven tekstballonnen. Op losse A4'tjes schetste hij dan de découpage met balpen. Daarmee ging Hugo aan de slag. Als de personages geïnkt waren, werden de platen doorgegeven en kon ik aan de decors beginnen.”
Zag je Jef Nys dagelijks?
Van Loock: “Ja, toch wel. In de loop van de dag sprong hij af en toe binnen. Soms ging ik ook naar hem als ik met een tekening worstelde. Hij toonde mij dan hoe ik het moest tekenen.”
Je hebt eigenlijk niet lang in studioverband gewerkt, want nog geen jaar nadat jij er begonnen was, werd de studio om belastingtechnische redenen opgedoekt. Vond je dat jammer?
Van Loock: “Nee, niet echt. Net nadat de studio was opgedoekt ben ik wel nog een tijdje in loondienst blijven werken. Op vraag van Nys werd mijn bediendencontract wat later opgezegd en vanaf dan werkte ik als zelfstandige. Thuiswerken was dus logisch.
Na het sluiten van de studio heb ik eerst een beetje overal getekend, want ik had thuis geen plaats om mijn tekentafel te zetten. Ik heb in het huis van mijn ouders getekend, een tijdje in dat van mijn broer en ook bij mijn grootmoeder. Als Jef me dan nodig had, moest hij bellen. Dat was nog in de tijd van vóór de gsm, op een vaste telefoon dus. Ik weet nog dat hij naar mijn grootmoeder belde en ik hoor haar nog naar mij roepen: 'Gerd, het is Jef Nys voor jou aan de lijn.' Heel veel later, toen Luc Morjaeu en Hugo De Sterk samen in een lokaal van de krant in de Nationalestraat (Antwerpen) werkten, ben ik daar wel een paar keer sporadisch geweest om mee te helpen tekenen, maar eigenlijk werkte ik toch liever thuis. Ik zag ook op tegen die verplaatsing.”
Hoe is je takenpakket verder geëvolueerd? Mocht je vanaf een bepaald moment ook hoofdfiguren tekenen en inkten?
Van Loock: “Ik ben eigenlijk pas figuren beginnen tekenen op het einde van de jaren 1980 met de komst van de Jommekeskrant. Daarin moesten er wekelijks twee volle pagina’s verhaal verschijnen en Jef vond dat de tijd rijp was voor mij om dat te doen. Als ik me goed herinner was mijn eerste verhaal voor de Jommekeskrant Va Kwak en Moe Boemel (deel 156, later 143). Dat was ook mijn eerste verhaal dat in albumvorm is verschenen in de reguliere reeks. Die verhalen in de Jommekeskrant werden in kleur gepubliceerd, wat wil zeggen dat ze ook eerst nog moesten ingekleurd worden vooraleer ze in de krant verschenen. Vandaar dat het altijd goed plannen en organiseren was om telkens de deadline te halen.”
Is die overgang van decortekenaar naar tekenaar vlot verlopen? Kreeg je hierbij de hulp van Jef?
Van Loock: “Ik had nog nooit echt personages en figuren getekend in potlood, laat staan ze geïnkt. Ik ben er dus moeten invliegen en heb het heel vlug moeten leren. Regelmatig ging ik wel naar Jef, die me dan met raad en daad bijstond en me ook voordeed hoe ik figuren moest inkten.”
Tekende je tegelijkertijd zowel aan de verhalen voor de Jommekeskrant als aan deze voor de dagelijkse krantenstrip?
Van Loock: “Nee, ik denk niet dat ik dat gecombineerd heb. De dagelijks krantenstrip bleef het werk van Hugo, meestal in samenwerking met iemand die de achtergronden tekende. Na mij was dat Luc Morjaeu bijvoorbeeld. Vanaf toen had ik mijn handen vol met de verhalen voor de Jommekeskrant en was het louter tekenen en inkten van decors verleden tijd.”
Fragment uit Jommeke 143: Va Kwak en Moe Boemel en door Jef Nys geschetste pagina's voor Jommeke 147: Het Yacochacabeeldje.
Met het album Va Kwak en Moe Boemel was je dus gelanceerd als Jommeke-tekenaar. Heb je daar ook het scenario voor geschreven.
Van Loock: “Jazeker. Persoonlijk vond ik dit mijn eerste goede scenario. Zoals je wellicht weet, is de verhaallijn geënt op Kaas met Gaatjes (deel 38), een steengoed album van Jef Nys.”
Je eerste goede scenario? Dat wil dus zeggen dat je voordien ook al andere scenario’s voor Jommeke geschreven hebt?
Van Loock: “Dat klopt. Het Yacochacabeeldje (deel 147), dat uitgetekend werd door Hugo, was eigenlijk mijn eerste eigen verhaal.”
Jommeke 147: Het Yacochacabeeldje is geschreven door Gerd Van Loock en getekend door Hugo De Sterk.
Moest Jef nog veel bijsturen aan jouw scenario’s?
Van Loock: “Niet echt, verhalen schrijven lag me goed. Jef en ik zaten op dezelfde lijn voor wat humor betreft en zo. Hij veranderde zeer weinig. Blinkende Knopen (deel 209) en Zoektocht naar Sorab (deel 217) zijn ook door mij geschreven en door Hugo getekend. Idem voor Het Meermonster (deel 151). Voor dat verhaal had ik het scenario uitgewerkt in een periode dat Jef te ziek was om het na te lezen. Hij zei toen: 'Breng het maar onmiddellijk naar Hugo en zeg hem maar dat hij het mag uittekenen.' Jef had dus wel vertrouwen in mij.”
Hoe leverde je dan jouw scenario’s aan Hugo aan?
Van Loock: “Ik schetste het scenario volledig uit en Hugo tekende en inktte dan vervolgens verder de figuren. De decors, in potlood en inkt, deed ik dan weer zelf.”
Hoe bedenk je een verhaallijn voor een album? Wat is jouw werkwijze?
Van Loock: “Inspiratie kan van overal komen. Soms helpt de actualiteit een beetje. Ofwel borduur je voort op een ouder album. De opdrachtverhalen zijn dan weer iets anders. Maar meestal doe ik wel vrij grondige research als het onderwerp daarom vraagt. Mijn vrouw is de eerste lezeres en als goed afgerichte echtgenoot neem ik haar opmerkingen ter harte.” (lacht)
Is het moeilijker om je ei kwijt te kunnen nu het aantal pagina’s per album teruggebracht is naar 38 bladzijden (met de titel- en colofonpagina erbij levert dat albums op van 40 pagina's)?
Van Loock: “Het is aanpassen, de dynamiek van een verhaal is toch wel anders. Nochtans zijn er in het verleden veel goede albums verschenen die door tijdsdruk ook maar 40 pagina’s telden. Dan denk ik bijvoorbeeld aan Het Monster uit de Diepte (deel 136), De Blauwe Grot (deel 139) of De Chinese Kast (deel 140). Nu heeft die inkrimping niks meer te maken met tijdsnood, maar met de economische realiteit. Als je zo’n album in je handen hebt, voel je het ook gewoon dat het anders aanvoelt, dat het veel dunner is en dat is jammer.”
Als ik het goed heb geteld, zijn er intussen al veertig albums verschenen die jij zowel geschreven als getekend hebt. Hoe moeilijk is het om na zoveel albums nog nieuwe scenario’s te bedenken?
Van Loock: “Soms kan dat wel eens wat langer duren, ja. Het blijft me toch wel verrassen dat er originele dingen blijven verschijnen. De reeks is zeker niet uitgeput.”
Heb je ook albums getekend op scenario van Jan Ruysbergh?
Van Loock: “Slechts twee albums, namelijk De Snoezige Dino’s (deel 174) en De Pruik van Anatool (deel 186).”
En heb je ook meegewerkt aan albums van Edwin Wouters?
Van Loock: “Nee, niet echt. Ik heb wel de covers getekend van enkele van zijn albums. Deze van Oost West, Thuis Best (deel 260) bijvoorbeeld en ook van De Sneeuwmaker (deel 302). En Fifi de Speurneus (deel 279) is een album dat hij geschreven heeft, maar de tekeningen zijn van mij.”
Jommeke 214: Holeman is het enige album door Gerd Van Loock (tekeningen) en Philippe Delzenne (scenario). Jommeke 260 Oost West, Thuis Best en 302: De Sneeuwmaker zijn getekend door Edwin Wouters met covers van Van Loock. Jommeke 279: Fifi de Speurneus was dan weer een omgekeerde samenwerking.
Je hebt Holeman (deel 214) getekend op scenario van Philippe Delzenne. Is dit het enige album dat je samen met hem hebt gemaakt?
Van Loock: “Tot nu toe wel, ja. Ooit hebben Philippe en ik eens in een dubbelinterview gezegd dat we deel 300 samen gingen maken, maar het is er nooit van gekomen. Voorlopig zijn er geen plannen meer om dat nog eens te doen.”
Vertrek je altijd van een scenario dat helemaal vastligt of gebeurt het dat je het scenario tijdens het tekenen nog bijstuurt, zoals Philippe soms doet?
Van Loock: “Eens ik begin te tekenen, liggen mijn scenario’s volledig vast en ik hou me er dan ook strikt aan. Ik steek namelijk heel veel tijd in het scenario. Bij mij kan het volledig uitschrijven van een scenario drie weken tot anderhalve maand in beslag nemen. Ik vertrek van een groot pak papier en op het einde van de rit hou ik maar een klein pakje over. Tijdens het schrijfproces gooi ik veel weg. Wanneer het scenario goed zit, zit het goed en verander ik het niet meer.”
Op jaarbasis teken je minder albums dan Philippe Delzenne, maximum twee. Hoe kan je dit verklaren?
Van Loock: “Goh, elke tekenaar tekent op zijn manier zeker? Ik doe er blijkbaar wat langer over. Ik verbeter en gom ook vrij veel.”
Philippe Delzenne ‘recycleert’ dikwijls figuren uit de zogenaamde Jommeke-bijbel. Een springende, lopende, lachende Jommeke, een Jommeke met gekruiste armen, enzovoort. Doe jij dat ook?
Van Loock: “Ja, af en toe doe ik dat. Meestal uit tijdsdruk of gemakzucht, maar ik probeer het toch wel te vermijden. Ik hou er niet zo van. Je voelt dan vaak dat het niet juist zit. Als een figuur naar een andere figuur roept bijvoorbeeld, moet die ene figuur wat achteruitdeinzen. Anders klopt het niet. Met die gerecycleerde figuren komt zo’n actie minder spontaan over.”
Werk je soms aan meerdere albums tegelijkertijd?
Van Loock: “Nee, dat kan ik niet. Ik focus me altijd voor de volle honderd procent op één album.”
Wat doe je liever: tekenen of scenario’s schrijven?
Van Loock: “Ik doe beide wel graag, de afwisseling maakt het boeiend. In periodes dat ik veel teken, heb ik vaak zin om te schrijven en vice versa.”
Maak je gebruik van digitale tekenprogramma’s of andere digitale hulpmiddelen bij het tekenen van Jommeke?
Van Loock: “Tekenen zelf doe ik nog steeds op analoge wijze, maar ik werk wel graag met 3D-software. De boot van Jan Haring en de vliegende bol bijvoorbeeld heb ik volledig in SketchUp gestopt. Zo kan ik die langs alle kanten manipuleren. Ik doe dan de kleur weg, maak er een lijntekening van die ik afprint en vervolgens overteken op de lichtbak. Dankzij die software zijn er nu veel meer mogelijkheden en moet ik me niet langer meer inhouden om iets niet te tekenen. Wanneer ik een figuur in een moeilijke pose moet tekenen, laat ik ook vaak mijn huisgenoten poseren en daar neem ik dan een foto van. Zo kan ik heel vlot moeilijke houdingen natekenen.”
De boot van Jan Haring (uit Jommeke 244: Groene Haring) en de vliegende bol (uit Jommeke 305: Het verdwenen Hoefijzer) zijn voor Gerd Van Loock digitaal beschikbaar in het computerprogramma SketchUp om ze vanuit alle mogelijke posities na te kunnen tekenen.
Albums hertekenen, heb je dat ook gedaan?
Van Loock: “Jazeker, het album Diamanten in de Zoo (deel 47) heb ik niet alleen hertekend, maar ook herschreven. Ik heb er een extra stuk ingelast zeg maar, om zo aan 184 stroken te komen. Een groot deel van dit album bevat nachtscènes en die moesten eruit. Verder heb ik ook stukken van Purperen Pillen (deel 4) en Het Hemelhuis (deel 6) hertekend. Dat was op vraag van Nys om ze wat te moderniseren, maar eerlijk gezegd was ik niet zo tevreden met het resultaat.”
De oorspronkelijke en de hertekende pagina uit Jommeke 47: Diamanten in de Zoo. En een extra door Gerd Van Loock getekende pagina voor hetzelfde verhaal.
Hoe ging dat hertekenen precies in zijn werk?
Van Loock: “De originele pagina's werden grotendeels met een lichtbak overgetekend en gecorrigeerd, maar ik heb ook hele stukken gewoon opnieuw moeten tekenen.”
En de lettering. Heb je die ook nog manueel moeten doen?
Van Loock: “Van de albums die ik zelf geschreven en getekend heb, wel. Dat was een tijdrovend en secuur werkje. In het begin, toen ik enkel decors tekende, was de lettering in de meeste gevallen het werk van Jef zelf. Pas veel later, ik schat eind jaren 1990, is het handschrift van Jef gedigitaliseerd en geautomatiseerd geweest. Voor de Jommeke-lettering heeft Jef zich trouwens gebaseerd op de letters van een technische tekening die in zijn bureau hing. Als ik me niet vergis, was dat een technische tekening van een of ander metalen voorwerp. De letters die erop stonden, waren eenvoudig en duidelijk. Ideaal dus voor Jommeke. Vandaar dat Jef ze overgenomen heeft.”
Hoeveel uur per dag spendeer je gemiddeld aan jouw tekentafel?
Van Loock: “Nu veel minder dan vroeger. Lang zitten wordt met de jaren moeilijker en ik begin ook meer last te krijgen van mijn ogen. Daarom teken ik meestal tot vijf uur. Ik hou me aan de kantooruren. Ik probeer altijd twee stroken per dag te tekenen en meestal lukt dat. Als het me niet gelukt is, word ik ambetant.”
Zijn er eigen accenten die je bewust aan personages en decors hebt gegeven om je zo te onderscheiden van andere tekenaars?
Van Loock: “Nee, dat speelt niet in mijn hoofd. Elke tekenaar heeft zijn eigenheid, daar moet je niet speciaal moeite voor doen.”
Toch vertonen jouw albums typische Van Loock-kenmerken. Een daarvan is bijvoorbeeld die schalkse en ondeugende humor die vaak eerder bedoeld is voor volwassenen dan voor de kinderen.
Van Loock: “Ach ja. Ouders lezen Jommeke vaak voor aan hun kinderen en het is leuk als je dan de ouder ook eens kan laten ‘meemonkelen’. Da’s zo’n beetje het idee daarachter, denk ik.”
Verder heb ik gemerkt dat je allergisch bent voor veel en volle tekstballonnen.
Van Loock: “Helemaal correct. Mijn voorkeur gaat uit naar bondige teksten. Te veel en te grote tekstballonnen en begeleidende tekstkaders maken de bladspiegel een beetje kapot. Ook probeer ik monotonie te vermijden en wissel ik graag scènes, een beetje filmisch dus.”
Welk type van verhalen geniet jouw voorkeur: reisverhalen, schattenjacht, oplossen van een probleem veroorzaakt door Gobelijn,…?
Van Loock: “Dit soort verhalen komen natuurlijk het eerst bij je op als je aan Jommeke denkt. Er zijn natuurlijk geweldige albums gemaakt met deze thema’s. Nu moeten we wel oppassen dat we niet in clichés vervallen. Dus iets wat daarvan afwijkt, is wel leuk om te doen. Als ik kijk naar de albums die ik intussen allemaal al gemaakt heb, zie ik toch wel voldoende afwisseling, vind ik.”
Ook voor de vakantiealbums en educatieve albums heb je een aantal korte verhalen getekend en geschreven (De Fantastische Tombola, De Jommekesmolen, De Luchtmobiel, F.C. Beestenboel, enzovoort). Deed je nog ander tekenwerk voor de vakantiealbums en de raadsel- en spelletjesboeken?
Van Loock: “Toch wel, ik herinner me dat ik losse tekeningen heb gemaakt voor educatieve albums over het weer, de zee en sport en ook voor sommige merchandising zoals het Jommekeskwartet en de flippo’s.”
Superviseerde Jef Nys ook jouw tekeningen voor de Jommekeskrant en de vakantiealbums of gebeurde dit door de redactie van de krant?
Van Loock: “Jef deed inderdaad de supervisie. Hij stond tussen ons en de uitgeverij. De verhalen voor de vakantiealbums moesten gelukkig niet zo goed zijn van hem. Vakantiealbums waren eigenlijk een laboratorium voor de Jommeke-tekenaars, om te experimenteren en te proberen.
Welke herinneringen bewaar je aan Jef Nys?
Van Loock: “Ik heb vooral goede herinneringen aan Jef. De lange avonden bij hem thuis wanneer ik tekeningen kwam brengen, die waren fantastisch. We praatten dan over van alles en nog wat en eigenlijk nauwelijks over strips. Net als ik was Jef geboeid door techniek. Hij wist dat ik handig was en dat ik zelf mijn huis verbouwde. Ik had toen ook mijn eigen trap getekend en ontwierp in die periode zelfs houten speelgoed, een houten schommelpaard bijvoorbeeld, en dat intrigeerde Jef enorm. Hij was waarschijnlijk architect geworden als hij Jommeke niet had getekend. Hij had het huis van Gobelijn volledig op plan uitgetekend, met doorsnedes, aanzichten en plattegronden die zeer gedetailleerd waren. Op de tweede verdieping had hij zelfs een wc getekend! Om maar te zeggen dat hij een serieus technisch kantje had en daar konden we dus samen uren over babbelen. Ik voelde me er altijd welkom en gewaardeerd. Dat gevoel heb ik nog steeds bij Jo (zijn weduwe) en de erven. Ik draag Jef nog steeds in mijn hart. Jo stuurt me nog altijd een berichtje om me te feliciteren wanneer ik een nieuw album gemaakt heb.”
Zei je ook meneer Nys of mocht je Jef zeggen?
Van Loock: “Of ik Jef mocht zeggen, weet ik niet. Ik heb het alleszins nooit gedaan. Voor mij was hij meneer Nys. Ik sprak hem altijd aan met meneer, uit respect en ontzag voor hem.”
Vond je hem een strenge leermeester?
Van Loock: “Hij was streng, terecht streng, maar dat was logisch want Jommeke was zijn geesteskind. Ik herinner me nog goed dat hij niet tevreden was over hoe ik Jommeke getekend had op de cover van Alarm in het Begijnhof (deel 190), wat trouwens mijn allereerste Jommeke-cover is die ik ooit zelf gemaakt heb. Hij vond mijn Jommeke op de oorspronkelijke cover veel te klein en hij had gelijk. Vandaar dat ik hem op de cover van de herdruk een flink stuk groter heb moeten tekenen. Net als bij de andere Jommeke-tekenaars quoteerde hij ook vaak mijn tekeningen. Soms gaf hij me zelfs een 11/10 en soms veel minder.”
Een herwerkte Jommeke op de cover van de eerste druk van Jommeke 190: Alarm in het Begijnhof uit 1996 en op die van de herdruk uit 2017. De coverillustratie van deze tweede versie werd ook al gebruikt voor de eerste herdruk uit 2009.
In welke mate werkte Jef Nys nog werkelijk mee aan de reeks? Je zei al eerder dat Jef altijd de storyboards in balpen uittekende op A4’tjes zodat Hugo niet van een leeg blad moest vertrekken en dat Jef ook nog zelf instond voor de lettering. Verder weten we dat elke pagina door de handen van Jef moest gaan vooraleer ze werd gepubliceerd. Deed Nys nog andere dingen?
Van Loock: “Hij tekende ook nog veel covers. Dat is hij blijven doen tot laat in de jaren 1990, ook van een aantal van mijn albums trouwens. De covers van Va Kwak en Moe Boemel (deel 143), Drie Toverstokjes (deel 161), Het Verdwenen Kasteel (deel 164), De Snoezige Dino’s (deel 176) en De Pruik van Anatool (deel 186) zijn bijvoorbeeld door hem getekend. Sporadisch schreef hij ook nog scenario’s. Dan denk ik aan De Rib van Kalafar (deel 138), Komkommer in het Zuur (deel 146),... en af en toe, meestal wanneer Hugo in verlof was, tekende en inktte hij ook nog zelf. De krantenstrip moest immers blijven doorlopen. Als je goed kijkt, kan je wel zien waar Jef is ingevallen, maar je moet er wel een getraind oog voor hebben.”
Ik neem de proef op de som en blader samen met Gerd door enkele albums. En inderdaad, in de stroken 76 tot en met 88 van De Rib van Kalafar (deel 138) bijvoorbeeld, herkennen we duidelijk de hand van Jef. Ook de laatste pagina van De Chinese Kast (deel 140) is van Jef en in De Blauwe Grot (deel 139), De Bruid van El Toro (deel 141) en De Documenten van Langneus (deel 142) vinden we eveneens verschillende stroken terug die overduidelijk door Nys getekend zijn.
Twee pagina's uit Jommeke 138: De Rib van Kalafar. De eerste is door Hugo De Sterk, de tweede door Jef Nys. Ook het derde fragment is een door Jef Nys getekende pagina om Hugo De Sterk indertijd te vervangen, in dit geval uit Jommeke 140: De Chinese Kast, een korter album van 40 pagina's uit 1987.
Dit jaar word je 64. Ben je van plan om nog lang Jommeke te tekenen.
Van Loock: “Als het kan wel ja. Graag!”
Heb je eigenlijk naast Jommeke nog aan andere stripreeksen meegewerkt?
Van Loock: “Hier kan ik kort over zijn: nee dus.”
Nooit die ambitie gehad om eens iets anders te tekenen?
Van Loock: “Nee, niet echt. Na mijn Jommeke-loopbaan zou ik wel weer meer willen tekenen en dan bedoel ik waarnemingstekenen. Nu doe ik dat ook al op reis, ik neem steeds mijn schetsboekje mee. Ik ben ook van plan om dan meer te gaan schilderen ,want van nature hou ik eigenlijk liever van het penseel dan van de pure klare lijntekening à la Hergé.”
Oud werk in zwart-wit en recenter schilderwerk door Gerd Van Loock.
En strips lezen, is dat ook iets wat je meer wilt gaan doen?
Van Loock: “Goh, eigenlijk niet. Ik ben niet echt een stripverzamelaar. Vroeger wel. Reeksen als Thorgal, Jeremiah, De Torens van Schemerwoude, Asterix, Kuifje en XIII las ik graag, maar nu ben ik geen grote striplezer meer. Ik lees wel veel non-fictie, geschiedenis, biografieën… Vooral om mijn eigen kennis te verbreden. Die kennis is natuurlijk ook altijd handig wanneer ik scenario’s moet bedenken.”
Welke Jommeke-personages (zowel hoofd- als nevenfiguren) teken je het liefst?
Van Loock: “Ik teken ze allemaal wel graag.”
Zijn er figuren waarvan je het jammer vindt dat jij ze nooit zelf hebt bedacht?
Van Loock: “Nee. Jef heeft natuurlijk een zeer groot reservoir van kleurrijke figuren bedacht waaruit wij als tekenaar quasi kunnen blijven putten. Iconische figuren eigenlijk die wij moeilijk zelf konden verzinnen. Heel knap van hem.”
Wat zijn je lievelingsalbums van Jommeke?
Van Loock: “Degene die ik als kind gelezen heb. Die zitten fotografisch in mijn geheugen gegrift. Dan denk ik voornamelijk aan de eerste Jommekes, zoals Paradijseiland (deel 12) en Diep in de Put (deel 17) bijvoorbeeld. Die albums pasten toen volledig in mijn leefwereld. Het klopte helemaal. Het idee van Jommeke en Filiberke die hun rugzak pakken en eropuit trekken. Heerlijk. Ik wou dat ook doen. Of een boomhut bouwen zoals in Paradijseiland. Dat deed ik ook samen met mijn broers.”
Op welk van jouw eigen albums ben je het meest trots?
Van Loock: “Duel in Venetië (deel 232) is wel een plezante.”
Fragment uit Jommeke 232: Duel in Venetië, een favoriet album van Gerd Van Loock dat hij zelf heeft gemaakt.
Aha, dat is toevallig ook een van mijn favoriete albums. Een heel tof album vol met de typische Van Loock-humor. Die scène waarin Odilon een pistool kiest voor zijn duel met Vittorio door het kleuterrijmpje Iene miene mutten af te haspelen. Of deze waarin Odilon zegt dat het altijd een plezier is om met goed gerief te werken wanneer Vittorio hem zijn wapen geeft om mee te duelleren. Heerlijk gelachen. Zalig!
Van Loock: “Ja, ik heb dat album graag gemaakt. Ik ben er best wel trots op, alhoewel... Wanneer ik het nu nog eens doorblader, merk ik toch dingen op die ik vandaag anders zou tekenen. Die decors bijvoorbeeld. Toen ik het album tekende (in 2006) haalde ik mijn documentatie hoofdzakelijk uit boeken van de bib. Vandaag met het internet en tekensoftware zijn er veel meer mogelijkheden. Die gondels bijvoorbeeld zou ik nu in SketchUp maken. Ach ja, niks meer aan te doen. Misschien ben ik een beetje te kritisch voor mezelf.”
Welk album heeft je de meeste moeite gekost om te tekenen?
Van Loock: “Dat zullen de allereerste albums geweest zijn. De decors tekenen van De Schat van Angkor (deel 123) heeft mij bloed, zweet en tranen gekost. De eerste keer met die pen met Chinese inkt, dat gaf veel stress. Ooit is er eens een tv-ploeg van VTM in mijn tekenstudio geweest. Jef Nys was er ook bij. Achter mij stond een camera en ik moest iets tekenen, terwijl de camera van over mijn schouders filmde. Stress dat dat gaf! Dat ging zo moeizaam. Ik weet zeker dat Jef toen ook gezien heeft dat ik zat te sukkelen en op was van de zenuwen. Ik teken eigenlijk het liefst op mijn eentje op mijn eigen tempo zonder dat iemand toekijkt.”
Hoe verklaar je het succes van Jommeke en hoe zie je de toekomst van de strip in het algemeen in?
Van Loock: “Ik heb geen glazen bol natuurlijk. De strip zit in het algemeen in wat moeilijker vaarwater. De leescultuur onder jongeren is veranderd. Het tijdperk van grote oplages en zelfs ook van herdrukken is voorbij, want de focus verschuift naar het digitale. Jommeke blijft gelukkig wel standhouden omdat het een strip is die van generatie op generatie wordt overgedragen. Dat is volgens mij de sterkte van deze stripreeks.”
En wat heeft deze succesvolle reeks dit jaar nog voor ons in petto voor het zeventigjarig jubileum van Jommeke. Kan en mag je een tip van de sluier oplichten?
Van Loock: “Dat Dirk Stallaert een cross-overalbum met Suske en Wiske zal tekenen op scenario van Kristof Berte weet je wellicht al (lees ook dit bericht, red.). Verder heeft Berte ook nog het album Grootouderbal geschreven dat momenteel door Philippe wordt getekend en dat eigenlijk ook een knipoog is naar het zeventigjarig bestaan van Jommeke. Zelf ben ik nu bezig aan een hommagealbum in het kader van Jommekes zeventigste verjaardag. Het is een vervolg op het album Het Verkeerde Land (deel 21) met elementen uit andere albums en uit de kabouterreeks Langteen en Schommelbuik. Het album zal Trammelant in het Verkeerde Land heten en verschijnt waarschijnlijk in augustus. Voilà, een primeur voor jou!”
Scenariopagina's, een personagestudie en een in inkt uitgewerkte halve pagina voor Trammelant in het Verkeerde Land, later in 2025 te verwachten bij Standaard Uitgeverij.
Met deze primeur — en wat voor een — besluiten we dit leerrijke interview. Zoals afgesproken, wordt onze volgende stop de Jommeke-muur op het Frans Halsplein. Op weg daarheen passeren we het Franklin Rooseveltplein, waar we even stoppen aan het gebouw van Standaard Uitgeverij. Hier heeft Gerd regelmatig overleg met de uitgeverij en de andere Jommeke-medewerkers. Zo’n overleg staat toevallig zelfs later nog deze week gepland. Enthousiast vertelt Gerd mij over hoe de leerlingen van het Atheneum aan de overkant van het plein een tiental jaren geleden in samenwerking met het Antwerpse stadsbestuur en de Uitgeverij, met een kleine honderdduizend post-its een reusachtige Jommeke en Flip hadden gekleefd op de ramen van dit gebouw. Een kunstproject met als voornaamste doel om een lach op het gezicht van de voorbijgangers te toveren, zo luidde het toen. Gerd is vol lof over dit initiatief, want volgens hem werd hiermee nogmaals bewezen dat de Vlaamse stripheld Jommeke alle gelederen uit onze maatschappij kan doen samenwerken en dus een zeer belangrijke verbindende rol speelt.
Een vijftal minuten later komen we aan op het Frans Halsplein, dat ook bekend staat als het Kinderen Baasplein, zo blijkt althans uit het straatnaambordje helemaal in de linkerhoek van dit kunstwerk. Trots toont Gerd mij deze indrukwekkende stripmuur die verschillende scènes bevat uit het album Kinderen Baas (deel 26) waarmee hij hulde brengt aan zijn leermeester Jef Nys en aan de stripfiguur waar hij al tientallen jaren elke dag mee opstaat en gaat slapen.
Ik vraag Gerd of hij nog even wil poseren voor de foto en stel hem tenslotte een allerlaatste vraag.
Ik heb het snel even uitgerekend en als je sinds 1984 bij Jommeke werkt, ben jij van alle tekenaars die er de revue gepasseerd zijn, diegene met de langste staat van dienst. Onafgebroken lever je maar liefst al eenenveertig jaar lang elke dag jouw bijdrage aan het Jommeke-universum. Respect. En toch loop je er niet mee te koop. Die bescheidenheid siert je enorm. Hoe blik je eigenlijk terug op je loopbaan als Jommeke-tekenaar tot nu toe?
Van Loock: “Ik ben Philippe ontzettend dankbaar dat hij me destijds bij Nys geïntroduceerd heeft. Was dat niet gebeurd, dan zag mijn leven er waarschijnlijk helemaal anders uit en werkte ik misschien zelfs in de fabriek. Ik weet wat ik waard ben. Jommeke is en blijft een prachtige reeks en ik heb heel veel bewondering voor Jef. Zijn iconische figuren die hij heeft bedacht, zitten diep gebeiteld in het collectief geheugen van de Vlamingen. Dat ik mijn steentje kan bijdragen aan deze fantastische reeks, is voor mij onbetaalbaar. Achter het Jommeke-universum zit echter een heel team. De reeks is teamwork en ook al werk ik er blijkbaar al eenenveertig jaar voor, toch voel ik me allerminst dé tekenaar van Jommeke. Nee, alle tekenaars en scenaristen die aan de reeks meegeholpen hebben en nog steeds meehelpen, verdienen evenveel respect.”
Dat zijn heel mooie woorden om mee af te sluiten. Hartelijk dank voor dit interview en voor alles wat je al voor Jommeke hebt gedaan en hopelijk nog vele jaren zal doen.
Van Loock: “Graag gedaan!”
Gerd Van Loock werkte mee aan de volgende delen die op dit moment van schrijven zijn gepubliceerd: 143, 161, 164, 176, 186, 190, 195, 200 (met Nys), 205, 208 (met Nys), 211, 214, 219, 222, 226, 229, 232, 238, 241, 244, 250, 251, 255, 261,264, 268, 270, 279, 281, 286, 289, 293, 295, 298, 304, 305, 310, 312, 316 en 322.