Clara Lodewick

“Ik wil niet dat men Merel ziet als het verhaal van een jonge Brusselse die wat kritiek heeft op het wel en wee in Vlaamse dorpen. Merel is een universeel verhaal over zondebokken."

8 maart 2023 Interviews
tekst: Wouter Porteman

 

Vorig jaar veroverde de debuutstrip Merel van Clara Lodewick de harten van massa’s Franstalige stripliefhebbers. Merel vertelt het bewogen verhaal van een vrijgevochten, alleenstaande vrouw van in de veertig met het hart op de tong. Bijna heel haar sociale leven speelt zich af in de lokale voetbalkantine van een besloten plattelandsdorpje in de Vlaamse rand van Brussel. Op een onbewaakt moment maakt ze één spontane opmerking te veel. Voor ze het goed en wel beseft, zit Merel in het epicentrum van een steeds feller wordende heksenjacht. Auteur van deze rake sociale strip is de pas afgestudeerde Brusselse Clara Lodewick. Maar wat bezielt een jongedame om zich te verdiepen in het leven van een veertiger en waarom verkiest ze als decor het nabije exotisme van het Pajottenland? Tijd voor een gesprek! We schaven ons beste Frans wat bij... wat we gelukkig direct weer kunnen opbergen. De Brusselse spreekt immers vlekkeloos Nederlands! Het zou niet de eerste keer zijn dat ze ons op het verkeerde been zet. Opgepast, dit interview bevat spoilers!

 

Vlaanderen! Waarom in hemelsnaam Vlaanderen en niet het voor de hand liggende Wallonië?

Lodewick: “Voor mij zou dit niet logisch zijn. Ik heb nooit in Wallonië gewoond. Ik ken daar helemaal niets. (lacht) Ik ben een echte Brusselse, maar tot mijn zeventiende ging ik er wel naar een Nederlandstalige school. Daarna verhuisden mijn ouders naar een klein dorpje in het Pajottenland waar ik dan zelf een paar jaar heb gewoond. Het leek me logisch om mijn eerste stripverhaal in een soortgelijke, landelijke dorpsomgeving te situeren. Ik zag het echt niet zitten om een grote stad, waar het bulkt van indrukken en een massa volk, als decor te kiezen. Een stad tekenen is voor mij tegelijk saai en  pure horror. Ik hou er niet van om perspectieven, zebrapaden of auto’s te tekenen. Daar had ik echt geen zin in!"

 

Had je die landelijke omgeving nodig om je verhaal te kunnen vertellen?

Lodewick: “Jawel. Het is er ogenschijnlijk heel kalm en vredig. Maar dat is een eerste indruk. Er komen zoveel heftige emoties aan te pas dat een rustige omgeving nodig was als tegengewicht. Het contrast is hierdoor des te feller."

 

Je weet de typisch Vlaamse dorpssfeer perfect weer te geven. Neem nu dat feestje in die voetbalkantine! Een biggetje op de barbecue, pintje erbij en iedereen maar brullen: “Waar is dat feestje?” Dit is zo juist! Er is één ding dat me wel verraste. Merel houdt eenden en neemt met haar dieren zelfs deel aan sierwedstrijden. Ik had eerder een verhaallijn rond een duivenkweker of vinkenzetter verwacht.

Lodewick: ​​​​​​​(lacht) “Het was logisch dat ik iets deed met de duivensport. Ik hou zelf enorm van die beestjes. Maar ik stootte op een praktisch probleem. Duiven zijn grijs. (lacht) Esthetisch is dat een ramp. Ik had dieren nodig die de aandacht naar zich toe trokken en heel zichtbaar zijn. Grijze duiven zijn dit allesbehalve. Bovendien ziet elke duivensoort er uit als een... duif. Ze hebben allemaal dezelfde vorm. Eenden heb je tenminste in alle kleuren en maten. Tenslotte is er nog een emotioneel element. Opvallend veel mensen houden niet van duiven. Ze vinden dat vieze beesten of nog erger, vliegende ratten. Ik moest sympathieke beesten hebben! En eendjes hebben zo van die knuffelwangetjes." (lacht)

 

Je hebt er precies onderzoek naar gedaan. (lacht)

Lodewick: “Inderdaad! Ik heb me geïnformeerd via de mensen van vzw Pajottenlanders. Zij fokken onder andere eenden en hun medewerker Lars heeft me alles uitgelegd over het kweken, de wedstrijden, enzovoort. Heel boeiend.

 

In de Franse, originele versie van Merel kies je pertinent voor Vlaamse namen zoals Maarten, Geert, Jens, Lotte of natuurlijk Merel. Was je op zoek naar een soort exotisme?

Lodewick: “Dat is toch niet exotisch? Iedereen heet daar zo."

 

Laat ik het anders stellen. Je graphic novel verscheen vorig jaar al in het Frans. Zeker de Fransen moeten die namen toch grappig of vreemd vinden?

Lodewick: “Het was voor hen vooral heel moeilijk om die te onthouden. Meer nog, ze vonden die namen heel vervelend. Mijn debuut was dus een strip waarvan niemand de titel correct kon uitspreken. (lacht) Maar ik kon niet anders. Ik kan toch geen verhaal uit een Vlaams dorpje vertellen met alleen maar Franstalige namen? Je moet consequent en realistisch zijn."   

(knikt) Het verhaal doet me wat denken aan De Dorpsgek van Schoonvergeten en De Wezel, de eerste strips van Didier Comès. Ook daar heb je dat rurale, het pesten, de verstoten vrouw,... In beide strips wordt er een uil of bokje genageld aan een deur. Ook dit gegeven komt in Merel terug.

Lodewick: “Dit is een interessante vergelijking waar ik nog niet bij stil heb gestaan. De Dorpsgek van Schoonvergeten heb ik gelezen, maar ik ben niet zo’n Comès-fan. Ik hou meer van auteurs zoals Bruno Heitz. Zijn strips zoals Un Privé à la Cambrousse (verschenen bij uitgeverij Gallimard, nvdr) hebben me veel meer beïnvloed. Het zijn plattelandsverhaaltjes waar een privédetective heel lokale burenproblemen oplost."

 

Merel is een vrijgevochten, alleenstaande vrouw van in de veertig die gewoon doet waar ze zin in heeft. Door een paar rake roddels ontstaat er plots een heuse heksenjacht tegen haar. Is zij een heks voor u?

Lodewick: (denkt na) “Zover heb ik het niet gezocht. Het was niet mijn bedoeling om een parallel te trekken met de middeleeuwen. Mijn directe inspiratiebron waren de vrouwen die na de Tweede Wereldoorlog bestempeld werden als collaborateurs en vervolgens publiekelijk werden kaalgeschoren. Door daarover veel te lezen en podcasts te beluisteren, besefte ik dat veel van hen het slachtoffer waren van banale misverstanden. Ik vind dat echt afschuwelijk. Ik las zelfs een verhaal over zo’n  negentigjarige vrouw die nog steeds in hetzelfde dorp woont. Kan je je dat voorstellen? Haar buren hebben haar dik zeventig jaar geleden kaal geschoren en hun kinderen wonen nog steeds naast haar! Vreemd toch? De publieke vernedering is één specifiek pijnlijk moment. Maar wat gebeurde er de week nadien? Of de maanden en jaren nadien? Met wie kan ze trouwen? Zijn de roddels ooit stilgevallen? Hoe worden hun kinderen er ontvangen? Dat intrigeert me."

 

Waarom heb je dat verhaal niet verteld?

Lodewick: “Het zit ten dele verwerkt in Merel. Het laatste derde van de strip draait volledig op vragen als: 'En wat nu? Gaan we praten? Gaan we elkaar in de ogen kijken?’"

 

In Merel beschrijf je heel natuurlijk alle fases en mechanismes van pestgedrag. Heb je dat ook bestudeerd?

Lodewick: “Nee. Ik denk wel dat iedereen dit al heeft zien gebeuren op school, in families of in de maatschappij. Het volstaat om die mechanismes een beetje te gaan observeren."

 

Wat mij opvalt, is de rol van de kinderen. Zij plegen de fysieke misdrijven, maar ik heb het ergens moeilijk om kwaad te zijn op de jongsten.

Lodewick: “Dat is goed. Voor mij zijn de kinderen inderdaad niet schuldig. Ze begrijpen niet wat er gebeurt. Meer nog, ze laten zich beïnvloeden door de negatieve emoties van hun ouders. Niemand legt hen ook iets uit. Zij kunnen die verbale haat ook niet plaatsen en uiten dit spijtig genoeg op een foute manier. Aangezien ze te jong zijn om hun bedenkingen rationeel te uiten, kiezen ze voor de emotionele weg en helaas is dit er hier een van geweld."

Hoe de jonge Finn alles beleeft, is heel geloofwaardig. Voor mij is hij de echte hoofdfiguur van het boek.  

Lodewick: “Leuk dat je dit aanhaalt! Merel en Finn zijn de twee hoofdpersonages. Tijdens het schrijven heb ik echt geprobeerd hun aandeel gelijk te houden. Beiden hebben bijvoorbeeld evenveel pagina’s waarin ze de hoofdrol spelen. Maar Merel haalt wel de overhand op Finn. Dat is ook normaal, want hij is maar een klein kind naar wie bijna niemand luistert. Finn is een discreet jongetje dat zelf veel luistert, minder actie neemt en alles ondergaat. Maar hij is voor mij even belangrijk in het verhaal als Merel."

 

Er zijn heel veel personages, wat het lezen niet evident maakt, maar toch lukt het. Hoe vaak heb je alles herschreven?

Lodewick: “Er zijn inderdaad veel personages die je allemaal moet leren kennen. Het moeilijkste waren de dialogen. Het vertelritme was voor mij essentieel. Vervolgens mocht ik niemand vergeten, want de puzzel moet kloppen. Iedereen moet kunnen praten met elkaar en vervolgens ook grafisch op de juiste plaats zitten zodat de leesrichting van de tekstballonnen zou kloppen. Ik heb dan ook heel vaak de dialogen moeten herschrijven. Ik zat voortdurend te denken wanneer en waar Marianne, Fabienne of Bert iets zouden zeggen. Ik mocht niemand vergeten."

 

Als mensen aangevallen worden in het diepst van hun wezen, zijn er drie primaire reacties. Terug aanvallen, bevriezen of weglopen. Merel reageert totaal anders. Het laat haar initieel allemaal koud. Dat is toch wel uitzonderlijk.

Lodewick: “Je bent niet de eerste die me hierop wijst. Maar ik denk dat dit heel sterk karakterieel bepaald is. Ik ben, net zoals Merel, te koppig en te fier om me te laten verleiden tot een reactie. Door haar trots wil Merel zich niet verlagen tot hun niveau."

 

Als ik extreem rationeel denk, volstond het voor Merel om even met haar friend with benefits, Maarten, naar de voetbalkantine te gaan.

Lodewick: “Ach, je ziet dat zo! Hmm. k heb daar totaal niet aan gedacht. (stilte) Men kon ook denken dat ze vals speelde met Maarten."

 

Ja, dat is ook wel weer waar. Je hebt een unieke tekenstijl. Je personages zijn precies miniatuurtjes die over het papier wandelen. Is dat je ding?

Lodewick: “Tja. Ik kan eigenlijk niet zo goed tekenen. Ik voel me alleszins meer scenarist dan tekenaar. Ik studeerde aan het SaintL-uc in Brussel, in het Frans dus, en mijn leerkrachten, zoals Pierre Bailly, overtuigden me dat mijn verhalen aan kracht wonnen als ik ze zelf tekende. Ik heb gewoon geprobeerd om er grafisch iets van te maken. (stilte) Ik heb echt moeten leren leven met mijn eigen tekeningen met al haar gebreken op het vlak van perspectief of anatomie. Mijn uitgever bij Dupuis, Thomas Gabison, wou absoluut dat ik in een klare lijn tekende. Ik moest letterlijk al mijn lijnen sluiten. Door dat te doen, kwam mijn stijl naar boven. Dit was het! Dit is wat ik wil doen. De klare lijn deed wonderen voor mijn zelfvertrouwen."

Op een heel ander vlak,doet je stijl me wat denken aan schilder Constant Permeke. Wat onbehouwen, ruraal en met kolenschoppen van handen.

Lodewick: ​​​​​​​(bulderlach) “Permeke is een van mijn absolute lievelingsschilders. Ik ben echt megafan van Permeke en de andere Vlaamse expressionisten. Onbewust zal die stijl zijn doorgedrongen in mijn tekeningen. Permeke heeft het ook anatomisch moeilijk. (lacht) Handen tekenen bijvoorbeeld is een van de moeilijkste dingen die er zijn. Op een bepaald moment moet je daar oplossingen voor vinden. Ik koos om die groter en bijgevolg heel expressief te maken. Dat de menselijke verhoudingen hierdoor niet meer kloppen, neem ik er maar bij."

 

Soms zet je je prenten in een kader en soms niet. Hoe bepaal je dit?

Lodewick: “Dat is iets natuurlijks. Een beetje pauze of stilte. Ik sta er niet bij stil."

 

Je tekeningen hebben heel levendige kleuren. Is Merel digitaal ingekleurd?

Lodewick: “Nee. Ik werk heel artisanaal. Ik teken alles met een zwarte balpen en die platen scan ik. Vervolgens kleur ik de platen in met gouache en scan ook die. Als je dan de inkting op de inkleuring legt, heb je soms wat speling. Met mijn klare lijn moet dit echt precies afgelijnd zijn. Enkel dit werk ik dan digitaal weg."

 

Je debuutalbum werd uitermate goed onthaald in de Franse stripwereld. Je zat onmiddellijk in de shortlists van de officiële selectie van Angoulême, de Prix Public Televion Française en nog andere stripprijzen. Wat doet dit met een mens?

Lodewick: “Het maakt me vandaag vooral bang. (lacht) Nee, ik ben heel blij dat Merel veel mensen beviel. Het geeft me ook zekerheid dat ik nog enkele jaren kan meedraaien in de stripwereld en zo gemakkelijker uitgevers kan vinden. Ik wil gewoon stripauteur kunnen blijven. Kan ik nog eens terugkomen op dat angstgevoel? Als je een strip maakt, zit je al snel een paar jaar opgesloten. Bijna niemand ziet je. Plots is je boek daar en moet je de schijnwerpers opzoeken. Dat voelt echt wel raar aan. Dat past niet bij de job. (lacht) Maar ik wil absoluut niet klagen. Ik besef ten volle dat wat er met mij gebeurt niet evident is."

 

Merel werd uitgegeven in Les Ondes Marcinelle, een gloednieuwe collectie bij Dupuis. Wat was er het eerst, de collectie of je manuscript?

Lodewick: “Ik contacteerde mijn uitgever en die zei me dat hij in een goede maand tijd drie strips had ontvangen met een gelijklopend thema. Het zijn allemaal plattelandstrips die een heel sterke band hebben met een bepaalde regio. Het tweede album in de reeks, Bunker, speelt zich af in een bunker in Picardië. Ook L’Ami van Lola Halifa-Legrand en Yanne Le Bec gaat over een groepje tieners in een plattelandsgemeenschap."

Je hebt een bekende stripvader (Vincent Dugomier, scenarist van onder meer Kinderen in het Verzet) maar in alle interviews haast je je om te zeggen dat je Merel volledig onafhankelijk hebt gemaakt. Waarom is dit zo belangrijk voor je?

Lodewick: “In sommige Franse interviews moest ik meer over mijn vader vertellen dan over Merel. (lacht) Het is moeilijk om legitimiteit te verwerven en uitgegeven te raken, maar ik wou het hele proces helemaal zelf doen. Ik had het geluk dat Dugomier een alias is en dat mijn uitgever de link niet legde. Ik ben fier dat Dupuis me heeft gekozen omwille van mijn werk. Je wil echt niet het verwijt krijgen dat je je eerste publicatie te danken hebt aan je familierelaties. Ik zie het misschien te zwart-wit, want mijn vader schrijft heel andere dingen. Mijn strips zijn anders. Ach, de familieband is jaren onder de radar gebleven... Maar ja, plots legt er toch iemand de link, en stelt iedereen dezelfde vraag."

 

Sorry. Sorry. Persoonlijk vraagje. Vonden je ouders het fijn dat je ook in het stripvak stapte?

Lodewick: “Vandaag wel. Ze zien ook dat het lukt. Mijn moeder was vijftien jaar lang inkleurster voor stripverhalen. Mijn ouders weten dus allebei dat het een heel moeilijk en financieel onzeker beroep is. Dus ze waren wel ongerust. Maar ik ben koppig. (lacht) Nu zijn ze echt blij voor me."

 

Wat verwacht je van je album op de Nederlandstalige markt?

Lodewick: “Ik ben alleszins al zeker dat de voornamen van mijn personages niet voor verwarring zullen zorgen. (lacht) Ik hoop wel dat de lezers de setting kunnen relativeren. Ik zou echt niet willen dat men denkt dat ik het mooie Pajottenland en haar inwoners in een slecht daglicht wil stellen. Zoals ik al zei, had ik voor mijn verhaal een besloten, rurale omgeving nodig en die streek is de enige die ik zelf goed ken."

 

Zijn er misschien personages te herkenbaar?

Lodewick: “Nee! Natuurlijk niet. Ik wil gewoon niet dat men Merel ziet als het verhaal van een jonge Brusselse die wat kritiek heeft op het wel en wee in Vlaamse dorpen. Merel is een universeel verhaal over zondebokken."  

 

Nog vlug een laatste, wat obligate vraag. Wat wordt je volgend project?

Lodewick: Merel is intussen al een jaartje afgewerkt. Ik ben nu bezig met een nieuwe strip voor dezelfde collectie van Dupuis. Daarna schrijf ik ook het scenario voor een nieuw project bij Dupuis dat getekend zal worden door Andrea Delcorte die nu nog zijn tweede strip bij Glénat aan het afwerken is."

Dank je wel voor het interview en veel succes!

 

Merel is een one-shot van 160 pagina's (32,50 euro) en verscheen als hardcover bij Dupuis