Prinses Zagemeel in De Stem

2 juni 2023 Flashback

In StripKiosk nummer 14 schreef Michael van Hartskamp een heel bevlogen artikel over de voorpublicatie van De Zwarte Madam in De Stem. Niet alleen gebeurden er een aantal specifieke aanpassingen aan de tekeningen, ook verschenen er in De Stem (fake) artikels die in het kader van een soort promotiecampagne avant la lettre zorgden voor nog meer rumoer over de reeks. Naar aanleiding van het artikel, halen we hieronder een gelijkaardige campagne van onder het stof die we terugvonden in knipsels van De Stem waarin afleveringen stonden van Prinses Zagemeel (dat in De Stem verscheen als De Zaagselprinses ​​​​​​).

Laat ons om te beginnen even het Vlaamse verhaal, zoals we dat kennen, in herinnering brengen. In het begin van het verhaal steelt Sidi-Ben-Moka Schanulleke (toen nog Schalulleke in het Vlaams), omdat in het popje het zaagsel zit van een boom. De boom is in werkelijkheid zijn betoverde verloofde prinses Shehera-Saga-Mell. Op de vlucht voor onze vrienden raakt Sidi-Ben-Moka betrokken in een auto-ongeval en in de daaropvolgende chaos raakt hij ook Schanulleke kwijt. Ze blijft verweesd achter in de goot. Enkele stroken verder blijkt dat uitgerekend — “de halve gare” — Lambik haar gevonden heeft. Hoe dat precies gebeurd is, laat Willy Vandersteen in het midden. Dat zou ook zo gebleven zijn als de mannen van De Stem daar niet hun eigen invulling aan zouden hebben gegeven. Dat gebeurt zowel in de tekst onder de stroken (in De Stem stond in de beginjaren van de voorpublicatie steeds wat extra verklarende tekst onder de stroken), als voor een stukje via kunstgrepen in de stroken, als met alweer een gedurfd extraatje in de krant zelf.

Als kort intermezzo en noodzakelijk weetje: in de eerste avonturen van Suske en Wiske in De Stem krijgt Schanulleke/Schalulleke nog een andere naam: ze wordt in de Nederlandse krant Isedoruske gedoopt.

Prinses Zagemeel loopt in De Stem van 23 september 1948 tot en met 13 juni 1949. De strook waarin Schanulleke in de goot blijft liggen, verschijnt op 13 oktober 1948 in de krant. In de onderteksten vraagt de redacteur zich af: “Wie zal de gelukkige vinder zijn?”. Wij weten intussen dat dat volgens Vandersteen Lambik zal worden, maar zo zien ze dat bij De Stem niet. Op de eerste pagina van de krant van 15 oktober 1948 staat immers geblokletterd: “Isedoruske gevonden!!” Daaronder staat een foto van Schanulleke in een doos, gevolgd door een zeer amusant en inventief artikeltje, waarin wordt vermeld dat een eerlijke vinder het gevonden poppetje heeft gevonden en laten afleveren op de redactie. In het artikel wordt zelfs gezegd dat Vandersteen andere plannen had met Schanulleke, plannen waar zelfs Savantas zou tussenkomen: hij zou Schanulleke levensgroot maken en leven inblazen zodat ze zelf naar huis zou kunnen wandelen. Hier is het fake news, maar het zal achteraf redelijk profetisch blijken: een levensgrote Schanulleke zal twee jaar later haar opwachting maken in Bibbergoud. Misschien heeft Vandersteen zich hier dus wel laten inspireren? Hoe dan ook, het feit dat Schanulleke op de redactie van De Stem is afgeleverd, moet verder in het verhaal worden geïntegreerd. En dus schrijft de redacteur: “We hebben ons aller vriend Lambik — die ’t dichtst bij ons in de buurt woont — opgebeld met verzoek het stakkertje even te komen ophalen. Dat zal gebeuren.” Tegelijk vragen ze zich af wat er nu met het verhaal moet gebeuren. En dat is een goede vraag: wie de Vlaamse versie kent, weet immers dat Lambik als eerlijke vinder wordt bestempeld. Maar in de versie van De Stem wordt hij dus de eerlijke “ophaler”. Opvallend: de tekst wordt afgesloten met de zin: “We zitten er eerlijk gezegd een beetje mee “in”!”. Het laatste woord staat opzichtig tussen aanhalingstekens en inderdaad: de afsluiter kan op twee manieren worden geïnterpreteerd. Enerzijds maakt de redactie er zich zorgen over (ergens mee inzitten), maar anderzijds zijn ze ook intussen betrokken partij (en zitten ze dus mee in het verhaal). Prachtig!

Het verhaal loopt natuurlijk ook gewoon verder in dezelfde krant. In de originele strook die ook op vrijdag 15 oktober 1948 (identiek aan de Vlaamse versie) in De Stem verscheen, geeft Suske een andere voorzet die naar de krant verwijst. Hij troost immers Wiske met de woorden: "We zullen morgen een advertentie zetten." En advertenties, dat had De Stem genoeg, meer bepaald op de laatste pagina van de krant, in een rubriek die ze 't Kleintje noemden. In die rubriek, die overigens op dezelfde pagina stond als de afleveringen van Suske en Wiske, stonden kleine advertenties of zoekertjes — typisch maximaal twintig woorden — die mensen tegen betaling in de krant konden laten zetten). Goed, terug naar de strook, of beter: de tekst eronder. Want wat schrijft de redacteur? "Suske ziet nog een mogelijkheid in 't Kleintje op de achterpagina van ons blad." Een (fake) advertentie verschijnt uiteindelijk niet, maar wel nog iets anders...

Maar eerst terug naar het verhaal, want dat moet nog wat bijgewerkt worden. De volgende dag, op 16 oktober 1948, is al een ingreep nodig. Waar in de Vlaamse versie Sidi-Ben-Moka van Schanulleke in een visioen te horen krijgt dat een halve gare haar gevonden heeft, weten de lezers bij De Stem intussen beter: iemand anders heeft het poppetje gevonden en er is naar de halve gare (Lambik) gebeld om het te komen ophalen. En dus verdwijnt het zinsdeel “die mij gevonden heeft” in de publicatie in De Stem.

Twee dagen later, op 18 oktober 1948 (we zijn intussen maandag en op zondag verscheen er geen krant), verschijnt onderstaande strook en valt alles verder in de plooi: in de tekst onder de strook legt men immers uit dat Lambik wel degelijk de halve gare is, maar wordt nog eens herhaald (voor wie het artikel op de voorpagina van 15 oktober niet zag) dat hij niet diegene is die Schanulleke heeft gevonden: “De halve gare die Wiske’s pop Isedoruske bij De Stem ophaalde, waar een eerlijke vinder hem had bezorgd.”

In de strook op 19 oktober 1948, laat Vandersteen Lambik in de Vlaamse versie zeggen: “Ik zal Wiske eens verwittigen dat ik haar Schalulleke gevonden heb”. Dat klopt natuurlijk niet meer in De Stem en dus wordt de “gevonden” gewoon geschrapt. In de tekst onder de strook licht men verder toe dat Lambik tijdens de achtervolging van Sidi-Ben-Moka was vast komen te zitten met zijn gareel. Om te weten waarom hij dat droeg, moet je zelf het verhaal opnieuw lezen! Daardoor was hij Suske en Wiske kwijtgeraakt. Na zichzelf bevrijd te hebben, is hij naar huis gegaan waar “hij een stukje van de Stem kreeg dat Isedoruske daar voor hem klaar lag”. In de strook zelf zien we Lambik zich tot tweemaal toe van telefoonnummer vergissen. In de Vlaamse versie krijgt hij daarbij een zekere “Flor” van General Water Works aan de lijn, maar in de versie in De Stem heet Flor gewoon Jan. In de ondertekst die op 20 oktober 1948 zal verschijnen, worden overigens ook de General Water Works vernederlandst naar “het Gemeentelijk Waterleidingbedrijf”.

In de editie van 20 oktober 1948 staat nog iets opmerkelijks: een zogenaamde Publieke Tribune, met de prikkelende titel Isedoruske niet terecht? Daarin wordt verwezen naar ene J. Polfliet uit Breda, die betwijfelt of wel het echte Schanulleke/Schalulleke/Isedoruske ter kantore werd bezorgd. Als echte vriend van onze helden zou hij niet willen dat ze misleid worden en dus stelt hij voor om het poppetje te opereren om zo de identiteit met zekerheid vast te stellen. Inderaad, komkommertijd in oktober 1948, het was wel wat. Hoe dan ook, de redactie wuift zijn voorstel weg: een operatie zou te duur zijn en ze leggen hun hoop op correcte identificatie bij “het scherpe oog der liefde”.

In de rubriek Publieke Tribune wordt later op het jaar nog eens verwezen naar het verhaal. Lambik is dankzij een toverformule intussen (half) in een paard veranderd en Nederlanders zouden geen Nederlanders zijn als ze daar geen potentieel profijt in zagen. Op 24 november 1948 merkt een verder anonieme abonnee uit Bavel op dat Lambik nu buitengewoon geschikt is om knolgroen te plukken. In één adem stelt hij opportunistisch voor dat Lambik wordt verzocht om bij hem te komen werken, weliswaar tegen kost en inwoon: hij kan rekenen op eten en op hulp van de plaatselijke smid Koos voor zijn hoefijzers.

En nog is het niet helemaal gedaan, met interventies rond dit avontuur. Enkele maanden later worden onze vrienden gevangen genomen door de reus Poze-Khes-Oep. Om Schanulleke/Prinses Zagemeel te redden, laat Wiske haar ongemerkt vallen in de rivier waarna ze wegdrijft. Even later laat Vandersteen Suske en Wiske ogenschijnlijk verpletteren onder de hiel van de reus. Die wordt even later zelf beetgenomen door Lambik die hem tot een spelletje verstoppertje verleidt, waarna de reus zich klein maakt en zich verstopt in een kruik waarin Lambik hem dan kan opsluiten. Heel blij maakt het hem niet, hij heeft immers net zijn vriendjes voor zijn ogen zien verpletterd worden. In de krant van 1 maart 1949 stamelt hij: “Nooit zullen we meer samen in de Stem staan.” In de Vlaamse versie werd de krantennaam niet ingevuld en was het nog gewoon “de gazet”.

In de krant van 2 maart 1949 volgt een eerste opluchting voor de lezers: Suske en Wiske leven nog. Ze besluiten op zoek te gaan naar Schanulleke, wiens lot nog even onzeker blijft. Geen nood, ook hier stelt De Stem een dag later (3 maart 1949) de lezers gerust met een scoop op — alweer — de eerste pagina. Isedoruske is aangespoeld, staat te lezen, gevonden door een lezer en verstuurd naar de redactie. Terloops verwijzen ze met dank naar de blijken van medeleven (ongetwijfeld verwijst dit naar het vermoedelijk wrede lot van Suske en Wiske) en drukken ze ook het bijgaand schrijven af. Dat is ondertekend door een “Stemlezel” met schuilnaam Moka Ben Sidi en hetzelfde spraakgebrek als Lambik. De “lezel” drukt de hoop uit dat alles gauw in orde komt en verwijst, in spraakgebrekkig Nederlands, naar de list met het verstoppertje die Lambik twee dagen eerder heeft uitgehaald: “Dank zij het velstoppeltje van Lambik zal alles weel ten goed kelen”.

Het dagblad De Stem bracht als eerste in Nederland de avonturen van Suske en Wiske. Het blijft een fascinerende bron van vondsten rond Willy Vandersteen. Steeds weer blijkt dat op de redactie — en duidelijk gedoogd of zelfs aangemoedigd door de bazen — Suske en Wiske geadoreerd werd en een bijzondere plaats innam. Het loont zonder twijfel de moeite om verder in het archief van deze wondere krant te duiken en de Suske en Wiske-stroken te vergelijken met diegene die in de Vlaamse kranten verschenen.

PETER D'HERDT