Het bedrog van Dino Attanasio

12 april 2025 Flashback

Jaarlijks bevraagt het stripblad Eppo de mening van zijn lezers via een opiniepeiling en trekt daar conclusies uit. Strips die goed scoren, verdienen misschien wat sneller een albumuitgave, als dat al niet het geval was, strips die matig scoren, krijgen een waarschuwing en richtlijnen om het eventueel anders aan te pakken, slecht scorende strips vliegen onherroepelijk uit het blad. Dat gebeurde ook in de weekbladen Robbedoes en Kuifje.

In die dagen was een goede score van nog groter belang omdat er betere plaatprijzen bedongen konden worden. Een albumreeks betekende ook meer inkomsten uit auteursrechten. Maar bij gebuisde tekenaars veroorzaakte het soms drama's. Er zijn gevallen van depressie, alcoholverslaving, zelfs zelfdoding. Maar waarom zou je je eigen lot laten afhangen van de wil van het publiek als je dat lot zelf een handje kan helpen, zo moet Dino Attanasio gedacht hebben. Het was al langer een publiek geheim dat hij ooit bedrog pleegde. Dat werd in 2016 zwart op wit uitgediept in een nummer van het Franse stripinformatiemagazine dBD dat enkele stripmakers interviewde naar aanleiding van zeventig jaar weekblad Kuifje. Woord en tegenwoord van Dany en Attanasio himself met tussen hen in Tibet.

In een groepsgesprek liet Dany zich het volgende ontvallen: "Zonder de naam van de tekenaar te noemen, die vals speelde bij een referendum en die voor een jury moest komen die bestond uit Raymond Leblanc en enkele hoofdtekenaars van het weekblad onder wie Albert Weinberg, Jean Graton en Tibet. Die laatste was de enige om hem bij de uitgang op de rug te tikken en hem te zeggen dat het niet zo erg is. Maar wat later, toen Tibet hem een hand wilde geven op een festival, draaide die tekenaar zich gewoon om. Tibet heeft hem die reactie nooit vergeven. Tibet had een groot gevoel voor rechtvaardigheid en kameraadschap."
 

Schorsing en een proces

Interviewer Frédéric Bosser wist wel beter. Hij zei Attanasio, die niet aan het groepsgesprek deelnam, in een afzonderlijk interview op de man af dat hij erom gekend is dat hij een referendum van Kuifje heeft vervalst. Attanasio: "Ik heb inderdaad een twintigtal nummers van Kuifje gekocht bij een boekhandelaar die dat verklapt heeft aan Albert Weinberg. Hij vertelde het dan weer door aan Tibet. Daardoor werd ik door de redactie van Kuifje ontboden die me een schorsing van drie maanden oplegde. Op dat moment nam ik te veel pagina's in beslag en ik denk dat ze blij waren om me buiten te gooien zodat er wat meer plaats kwam in het weekblad." Over de verknalde relatie met Tibet beweerde Attanasio nog dat het vrijkomen van de pagina's in Tibets voordeel zou geweest zijn.

Attanasio moest wel een beetje op zijn strepen staan. In 1955 tekende hij een contract bij Kuifje. Het was toen volgens hem bon ton om nieuwe auteurs een contract voor te leggen dat hen dertig jaar lang aan het weekblad kluisterde tegen een minimum aan inkomsten. 

Attanasio stond ook achter de initiële stripversie van Bob Morane. Met enkele proefplaten toog hij naar Marabout, de uitgever van de romans van Henri Vernes, die ze op zijn beurt voorlegde aan het weekblad Het Rijk der Vrouw. Maar de verantwoordelijke aldaar hield niet van tekstballonnen in haar blad. Het duurde zes jaar om haar ervan te overtuigen om überhaupt een strip in het weekblad te plaatsen. Uiteindelijk stemde ze toe ,zolang het om onuitgegeven verhalen ging. Henri Vernes vond dat goed. Attanasio gaf de personages vervolgens vorm, "maar dat spreekt Vernes vandaag nog steeds tegen", luidde het in 2016.

Attanasio tekende tussen 1959 en 1962 vijf stripverhalen van Bob Morane. Dat veroorzaakte een probleem met het contract met Le Lombard, de uitgever van Kuifje, dat geen publicaties van diens auteurs in andere magazines duldde. Leblanc kibbelde daar regelmatig over met Attanasio. "De bloedzuiger", trapte Attanasio in 2016 nog na.

Attanasio speelde de reeks Bob Morane ook weer kwijt door toedoen van Vernes. De schrijver schoof Gérald Forton naar voren als opvolger zonder het er met Attanasio over te hebben. Daarom schakelde deze laatste een advocaat in. Hij won het proces, maar Vernes wilde niet langer auteursrechten ophoesten. Die nam de uitgever dan maar op zich. Attanasio had de reeks kunnen verder tekenen, "maar waarom zou ik tekenen voor iemand die dat niet wilde". Hij had trouwens werk genoeg. Sinds 1957 tekende hij, aanvankelijk op scenario van René Goscinny, de komische reeks Spaghetti en in 1959 had hij ook al de gagreeks Ton en Tineke van André Franquin overgenomen. Twee jaar lang mocht zijn naam niet vermeld worden. Pas in 1961 was de overname officieel. Hij tekende Ton en Tineke tot 1969.

Heel wat tekenaars hebben het vak bij Attanasio geleerd of waren een tijdlang assistent. We noemen William Vance, Pierre Seron, Daniel Hulet, Daniel Kox en Marc Wasterlain. Vooral over Wasterlain was Attanasio tevreden. Door zijn bemiddeling kon Wasterlain in de studio van Peyo gaan werken, waar hij zich kon inzetten voor De Smurfen en Steven Sterk.

Van Kuifje naar Pep en Eppo

Het stripproject Candida was een verzoek van Ciné-Revue om iets in de geest te maken van het softerotische Little Annie Fanny, een stripreeks van Will Elder en Harvey Kurtzman voor Playboy maakten. Candida knipoogde naar filmacteurs op scenario van Yves Duval, maar de publicatie viel niet in goede aarde bij de redactie van Kuifje die er niet van hield dat Attanasio een strip voor volwassenen maakte. Het betekende in 1968 de stopzetting van zijn samenwerking voor Kuifje. Dat leidde echter wel naar publicaties in het Italiaanse Corriere dei Piccoli en de Nederlandse bladen Pep en opvolger Eppo waarvoor hij Johnny Goodbye, Bandoneon en De Macaroni's tekende.

Bron: Frédéric Bosser — dBD 106, september 2016