•
300 Felicitaties
van André Franquin voor Asterix
• 299
Onvoltooid project (42): Lucky Luke door Pierre Seron
• 298
Kuifjes 1385-raadsel opgelost
• 297
Vernietigde Asterix-tekenfilm
• 296
Eerste Lucky Luke-verfilming... zonder Lucky Luke
• 295
Stomende Guust
• 294
Onvoltooid project (41): Wolvin door Félix Meynet
en Yann
• 293
Onvoltooid project (40): Kaamelott door R M. Guéra
• 292
Onbekend Guust-stripje duikt op in archief van Belgische
universiteit
• 291
Onvoltooid project (39): Marshal Blueberry door Dominique
Bertail
• 290
Onvoltooid project (38): Kuifje en de Thermozero
• 289
Extra stukje textiel op cover van De Huurling deel 5
• 288
Onvoltooid project (37): Een Ster van Zwart Katoen door
Raphaël Drommelschlager
• 287
Onvoltooid project (36): Guus Slim door Luc Warnant
• 286
Speelde Marc Sleen leentjebuur bij Jef Nys?
• 285
Het kapsel van de Smurfin
• 284
Emmy-stripje van De Smurfen
• 283
De oerversie van Een Nacht in Rome
• 282
Scoutskalender 1963 door Peyo
• 281
Copycatcovers voor Tex Willer
• 280
Coveraanpassing voor G. Raf Zerk
• 279
Zingen met Jommeke
• 278
De eerste samenwerking tussen Jan Bosschaert en Zidrou
• 277
Onvoltooid project (35): Een Ster van Zwart Katoen door
Grzegorz Rosinski en Yves Sente
• 276
De plaat van Franquin, Peyo, Roba, Walthéry en
Will
In
1981 tekende André Franquin bovenstaand
fresco met monsterlijke felicitaties aan het adres van
Asterix. Hoewel Asterix' dertigste verjaardag op de tekening
wordt gevierd, is de datering twee jaar te laat, want
de stripreeks van Albert Uderzo en René
Goscinny verscheen voor het eerst in 1959. De
prent verscheen in een speciale Asterix-editie
van een Franstalig magazine. Na het overlijden van de
vorige eigenaar raakte de originele tekening via een veiling
verkocht.
(Bron: Fans d'André
Franquin)
Onvoltooid
project (42): Lucky Luke door Pierre Seron
In
1999 verscheen bij GEM's Edition het
enkel in het Frans verschenen album Hommage à
Morris met gags en kortverhalen van Lucky Luke
door een sliert tekenaars als hommage aan Morris,
de schepper van de cowboy. Ook Pierre Seron,
de tekenaar van De Minimensjes, had deel
moeten uitmaken van het collectief tekenaars, maar zijn
bijdrage heeft hij nooit afgewerkt. Het bleef bij een
onvoltooide eerste pagina van het bedoelde kortverhaal
Mama Luke waarin de moeder van Luke hem verzoekt
zo snel mogelijk naar haar te komen. Om welke reden zullen
we nooit weten.
Op
den duur is elk plaatje uit Hergés
Kuifje wel uitvoerig geanalyseerd, binnenstebuiten
gekeerd en van de nodige achtergrondinformatie voorzien.
Een hiaat bij Kuifje-kenners en Tintinologen
bleef het nummer 1385 op het frontpaneel van Kuifjes Ford
op de cover van het album Kuifje in Afrika, voor
het eerst als Nederlandstalig album verschenen in 1947
als Kuifje in Congo. De eerste druk in het Frans
dateert van 1931, maar toen nog met een andere cover en
met de oude tekeningen in plaats van de hertekende. De
eerste Franstalige cover met de Ford verscheen vanaf 1937.
Ook op die vroege versie staat het getal 1385. Popo
Kabaka ontcijferde het raadsel achter het getal
op zijn altijd goed ingelichte blog Tintin
Perdu.
Over die 1385 bestaan verschillende, niet-bewezen theorieën.
Een gangbare uitleg is dat 85 verwijst naar 1885, het
jaar waarin Congo aan de Belgische koning Leopold
II werd afgestaan. En 13 staat dan voor 1 maart,
de dag waarop de cover zou zijn getekend. Volgens een
andere, wel heel vergezochte uitleg laat 1385 zich volgens
de Hebreeuwse Gematria (een vorm van numerologie volgens
een geheime leer van kabbalisten, waarbij woorden in getallen
worden omgezet en omgekeerd) vertalen als ACHE, een Franse
benaming voor sommige planten van de Apiaeceae-familie.
Een van de bladeren ziet eruit als een hertogkroon en
die komt ook voor in het wapenschild van Brabant, de provincie
waar Hergé is geboren.
Popo Kabaka kwam erachter dat 1385 geen kenteken is, maar
simpelweg een prijskaartje. In oud advertentiemateriaal
uit de jaren 1920 vond hij reclame voor de Ford met de
nadrukkelijk gecommuniceerde prijs van 1385 gulden. Ook
voor een nieuw model van een touring car gold dezelfde
prijs. In heel wat advertenties uit die tijd blijkt 1385
gulden een vaste prijs te zijn voor diverse Ford-modellen.
Dat Hergé er een aanzienlijke documentatiebibliotheek
op nahield, is geweten. Daartussen bevond zich ook materiaal
uit Nederland. Hergé heeft gewoon het prijskaartje
overgenomen. Niets meer, niets minder.
Hieronder vind je een paar advertenties. Op de krantenpagina
van De Telegraaf van 5 januari 1924 kan je klikken
op de bewuste advertentie voor een grotere versie.
(Bron: Popo Kabaka's Tintin
Perdu, 26 april 2019)
Van
Asterix zijn inmiddels acht tekenfilms, twee
3D-geanimeerde films en vier live-actionfilms gemaakt.
De eerste tekenfilm, Asterix de Galliër,
dateert van 1967. Het gekke is dat Albert Uderzo
en René Goscinny toen niet eens
wisten dat Belvision, het Belgische tekenfilmbedrijf
van Le Lombard, die film had gemaakt.
Eigenlijk was het een aan elkaar gemonteerde versie van
kortere filmpjes die Belvision voor de Belgische tv-markt
had gemaakt. De animatiefilm werd achter de rug van Uderzo
en Goscinny beklonken door de uitgevers van Le Lombard
(Raymond Leblanc) en Dargaud
(Georges Dargaud). Toen de animatiefilm
in de zalen kwam, bleek dat een groot succes met lange
wachtrijen aan Franse bioscoopzalen. Voor de première
van de tekenfilm werd trouwens een dwerg ingehuurd die
als een verklede Asterix de kinderen moest entertainen.
Hij bracht hen echter onbedoeld aan het huilen.
Uderzo en Goscinny waren net zo min happy met de rudimentaire
animatie en de algemeen slechte kwaliteit van de tekenfilm.
Toen ze erachter kwamen dat Belvision al werkte aan een
tekenfilm naar het Het Gouden Snoeimes en er
plannen waren voor een derde tekenfilm naar De Knallende
Ketel eisten ze dat de productie van Het Gouden
Snoeimes gestaakt zou worden en dat alle beelden
vernietigd moesten worden. Alle? Niet helemaal, er bleven
wat achtergronden en celluloids achter die in 2005 nog
te zien waren op een grote Asterix-expo in Brussel
(zie afbeeldingen). De rest is onherroepelijk verloren
gegaan en de animatie die er wel was, heeft het publiek
nooit bereikt.
Belvision maakte daarna nog wel de veel betere tekenfilm
Asterix en Cleopatra (1968) met de volle medewerking
van Goscinny en Uderzo. Om een grotere onafhankelijkheid
te verkrijgen, richtte het duo hun eigen tekenfilmstudio
Idéfix op waaruit tekenfilms van
Asterix en Lucky Luke voortvloeiden.
Hun eerste productie was De Twaalf Werken van Asterix
(1976) waaraan de Nederlandse tekenaar/animator Børge
Ring en de Toonder Studio's
ook meewerkten.
De
Franse regisseur Jean Girault vergaarde
zijn grootste faam dankzij de zes Le Gendarme-films
met Louis de Funès in de hoofdrol.
In 1971 draaide hij de film Le Juge, een adaptatie
van het Lucky Luke-verhaal De Rechter,
op zich ook weer gebaseerd op de historische figuur Roy
Bean.
De film flopte genadeloos en raakte vergeten. Het bijzondere
is dat in deze film Lucky Luke is weggelaten en vervangen
door een nevenpersonage dat naar de naam Buck Carson luistert.
Buck werd vertolkt door Angelo Infanti die
in veel Italiaanse (maffia)films meespeelde, maar ook
in Francis Ford Coppola's The Godfather
als lijfwacht Fabrizio opduikt.
Toch geldt Le Juge als de allereerste filmbewerking
van Lucky Luke. Datzelfde jaar, in 1971 dus,
kwam de eerste tekenfilm uit, Daisy Town. René
Goscinny schreef het verhaal speciaal voor die
tekenfilm. Pas in 1983 kwam de stripversie uit.
Bovenstaande
gag van Guust Flater dateert uit de jaren 1980.
Het is nooit in album verschenen. Misschien omdat het
er wat 'stomend' aan toegaat. Al zien we nu ook niet echt
expliciet waar juffrouw Jannie naar grijpt in de teut
van de koffiepot... André Franquin
tekende dit voor een collectief stripverhaal voor het
stripfestival van Angoulême. In 2006 werd de originele
plaat van deze gag via Artcurial geveild
voor 21.819 euro.
Onvoltooid
project (41): Wolvin door Félix Meynet en Yann
Vóór
de keuze op de Russische tekenaar Roman Surzhenko
viel om de reeks Wolvin te tekenen, vroeg Félix
Meynet aan scenarist Yann of
hij ook een paar proefplaten mocht tekenen. Die proefplaten
voor de spin-off in de overkoepelende reeks De Werelden
van Thorgal zie je hier afgebeeld. Meynet en Yann
werkten al samen aan de reeks Karaat. In de plaats
van Wolvin lanceerden ze samen de nieuwe reeks
Savage.
Onvoltooid
project (40): Kaamelott door R M. Guéra
Dat
Steven Dupré de tekenaar van Kaamelott
is, bewijzen de intussen acht strips die hij tussen 2006
en 2018 tekende, en het is de bedoeling dat er nog meer
albums verschijnen. Alexandre Astier schrijft
speciaal hiervoor nieuwe verhalen die hij niet kwijt kon
in zijn tv-reeks of de op stapel staande films. Dupré
was niet de enige kandidaat om de stripreeks te tekenen.
Uit zijn archief diepte Serviër R.M. Guéra,
de tekenaar van onder meer De Haas van Mars, Scalped
en bijdragen aan de reeks UUR U een uitgewerkte
proefpagina op die je hierboven ziet afgebeeld.
Onbekend
Guust-stripje duikt op in archief van Belgische universiteit
André
Franquin heeft meer getekend dan experts en verzamelaars
in kaart kunnen brengen. Onlangs dook in een Franstalige
Facebookgroep voor Franquin-fans bovenstaande gag op uit
1964 die daarna in de vergetelheid raakte. Het strookje
verscheen in april 1964 in Nouveau Bruxelles Étudiant,
een tijdschriftje van de Association Générale
des Étudiants de l'Université Libre de Bruxelles,
een studentenvereniging van de ULB, meer bepaald voor
de vijfentwintigste verjaardag van de Cercle des
Sciences. Het is een herpublicatie uit Prométhée,
een tijdschrift voor diezelfde kring van de richting wetenschappen.
In 2015 werd het strookje nogmaals hernomen in het overzichtsboek
La Belle Histoire du Cercle des Sciences de l'ULB
van Michel Hermand. Guusts pet is het
traditionele hoofddeksel van de toenmalige Brusselse studenten.
Deze vondst komt uit het archief en de bibliotheek van
het ULB.
De vertaalde dialoog:
Guust: Dagelijks, dagelijks beginnen we de dag met een
grote vergissing...
Kwabbernoot: Welke vergissing, Guust?
Guust: We staan op...
Onvoltooid
project (39): Marshal Blueberry door Dominique Bertail
Na
twee delen van Marshal Blueberry, de spin-off
van de western Blueberry, gaf William
Vance er de brui aan als tekenaar. Het
slotdeel werd uiteindelijk getekend door invaller
Michel Rouge en verscheen in 2000.
Die tekenaar had ook Dominique Bertail
kunnen geweest zijn, want ook hij was in de running
dankzij bemiddeling van Thierry Smolderen,
die Jean Giraud steunde voor het
schrijven van deze spin-off en werkzaam was voor
de Zwitserse uitgeverij Alpen Publishers
die de eerste twee delen in het Frans uitgaf. Bij
dezelfde uitgeverij verscheen bijvoorbeeld ook Enrico
Marini's Gipsy waarvoor Smolderen
scenario's schreef. Smolderen schreef in 1998 en
2000 ook het tweeluik De Hel van de Pelgrams,
getekend door Bertail en vertaald door Arboris
in de collectie Lugubere Verhalen.
Bertail is tegenwoordig blij dat hij het album niet
mocht tekenen. Op zijn actief staan reeksen als
Shandy, de na één album in
vertaling gestopte reeks Ghost Money en
de onvertaalde sf-reeks Infinity 8. Met
Paris 2119 publiceerde hij in 2018 een
in het Frans goed onthaald sf-one-shot op scenario
van Zep en datzelfde jaar verscheen
van zijn hand Mondo Reverso... dan toch
nog een western, maar dan eentje met een grote komische
noot waarin de mannen- en vrouwenrollen zijn omgedraaid.
Kuifje
en de Alfa-kunst raakte onvoltooid door het overlijden
van Hergé in 1983. De slechts
twee in potlood uitgewerkte platen, de ruwe schetsen voor
de volgende pagina's en het onafgewerkte scenario werden
in 1986 (1987 in het Nederlands) uitgegeven als deel 24
in de reeks Kuifje. In de loop van de jaren waagden
enkele tekenaars zich aan een volledig afgewerkte versie,
maar die verschenen illegaal als piratenedities op op
het internet. Ook de Frans-Canadese tekenaar Yves
Rodier, die van het naadloos tekenen in de stijl
van Hergé — door anderen als een na-aper
of parasiet bestempelt — zijn dagen vult met hommagetekeningen
en -pagina's, heeft dit verhaal volledig getekend. Diverse
versies circuleren op het internet. Vlak voor de dood
van Hergés assistent Bob De Moor (in
1992), met wie Rodier bevriend raakte, besprak hij nog
de mogelijkheid om samen met De Moor een officiële
versie te maken van Kuifje en de Alfa-kunst op
een herzien scenario van Greg. Dat plan
stuitte op verzet van Hergés weduwe Fanny
Vlaminck die de wens van haar echtgenoot wil
respecteren om geen nieuwe Kuifje-verhalen meer
te maken na zijn dood.
Al vele jaren, ook nu weer in de slipstream van de negentigste
verjaardag van Kuifje op 10 januari 2019, opperen
journalisten, liefhebbers en zelfs de uitgever van Casterman,
Benoît Mouchart, om een ander onvoltooid
gebleven Kuifje-verhaal uit te geven als album.
Kuifje en de Thermozero was het verst gevorderde
verhaal dat Hergé nooit heeft afgewerkt en dat
steevast opduikt als een gewenst album. Het geleverde
werk zat in een verder stadium dan Kuifje en de Alfa-kunst
en het is volgens veel kenners gewoon ook beter,
daterend uit een periode waarin Hergé aan zijn
grafische en verhaaltechnische top stond. Van Kuifje
en de Alfa-kunst zijn trouwens een half miljoen exemplaren
verkocht. Een gelijkaardig album van Kuifje en de
Thermozero zou met een comfortabele zekerheid een
bestseller kunnen worden.
Wat is nu de inhoud van Kuifje en de Thermozero?
In 1958 las Hergé een artikel over twee Amerikaanse
families die radioactief werden door het slikken van een
pil. Hij nam notities voor een nieuw avontuur van zijn
reporter. Een flesje of een ander voorwerp met een dodelijk
middel (een bom) wordt daarin al dan niet per vergissing
meegenomen door iemand. Kuifje achtervolgt die persoon
en krijgt hem te pakken vóór het product
in kwestie zijn kwalijke werk begint te doen.
Hergé raakte in het slop met zijn scenario en vroeg
zijn medewerker Jacques Martin twee jaar
later om het verhaal bij te schaven. Het resultaat voldeed
niet voor Hergé en hij ging vervolgens bij Greg,
die later nog het scenario voor de Kuifje-tekenfilm
Kuifje en het Haaienmeer zou neerpennen, te rade
om zijn scenario te redigeren. Volgens toenmalig Studio
Hergé-medewerker Roger Leloup
kreeg Greg daar 50.000 Begische frank voor. Greg
bewerkte het verhaal in twee varianten met de titels De
Pillen en De Thermozero. Hij vatte de structuur
van het verhaal op als een achtervolging zoals in veel
suspensefilms van Alfred Hitchcock. Het
pure spionageverhaal speelt zich af tijdens de Koude Oorlog
en begint in Napels met een auto-ongeluk. Er is ook sprake
van een ontvoering van kapitein Haddock door schurken
die Kuifje voorstellen om zijn vriend te ruilen tegen
het product. Die ruil zou doorgaan in Berlijn. Tegen alle
verwachting in neemt Kuifje niet het product mee, maar
een zendertje waardoor de politie de booswichten kan opsporen.
In de oorspronkelijke versie werd de Thermozero (die toen
nog geen naam had) beschreven als een nieuw soort bom.
Greg maakte daar een chemisch middel van dat hitte uitstraalt.
Hergé pikte het wel op om het verder te herwerken
en al te beginnen tekenen in potlood, maar hij liet het
project snel vallen omdat hij zich gevangen voelde in
het verhaal. "Ik wil voortdurend verrast worden door
mijn eigen uitvindingen", verklaarde hij daaromtrent.
Hij schreef duidelijk liever zijn eigen verhalen. Hij
was ook niet gewonnen voor Gregs epiloog waarin naar voren
kwam dat Zonnebloem de uitvinder van de Thermozero was.
Toch werd het scenario nog meermaals hernomen en eentje
ervan haalde een bladindeling van 43 pagina's. Ook weer
onvolledig, want een Kuifje-verhaal telt in die
dagen 62 strippagina's.
Hergé werkte de eerste acht pagina's uit in potlood.
Het project, met iets te veel gelijkaardige elementen
uit De Zaak Zonnebloem, werd uiteindelijk aan
de kant geschoven voor het atypische Kuifje-verhaal
De Juwelen van Castafiore. Voor dat album kwam
hij op het idee door een juwelendiefstal bij de Italiaanse
actrice Sophia Loren.
Het werk voor Kuifje en de Thermozero was niet
meteen nutteloos. Medewerker Jacques Martin nam de leiding
over een beoogde film, gesitueerd in Canada, naar het
scenario. Die film ging niet door. Vervolgens had Hergé
het idee om er een album van te maken voor zijn jeugdreeks
Jo, Suus en Jokko. Bob De Moor had er potloodtekeningen
voor gemaakt (zie hieronder een van de platen), maar eens
te meer viel ook die voltooiing in het water. Een grondige
herwerking door Bob De Moor van het album De Zwarte
Rotsen, op vraag van de Britse uitgever van Kuifje,
was dringender.
De acht platen in potlood, voorbereidende tekeningen,
de scenarioversies en heel wat duiding verschenen sinds
1989 (gedeeltelijk) in Franstalige naslagwerken en tijdschriften
omtrent Kuifje en Hergé. Vandaag zijn
de meeste daarvan praktisch onvindbaar. Ook vergrepen
andere tekenaars (onder wie alweer Yves Rodier) zich aan
het inkten en verder afwerken van het verhaal. In 2016
werd een van de potloodagina's verkocht op een veiling
van Christie's tegen 230.000 euro. Hergé
schonk twee van de acht potloodpagina's weg, een aan Bob
De Moor, de ander aan Tibet.
Of Kuifje in de Thermozero het ooit haalt als
een volwaardig album, uitgewerkt in inkt en kleur of zoals
Hergé het naliet in de onvoltooide versie, is meer
een kwestie van hopen en dromen dan werkelijkheid. Deze
geuite plannen gaan namelijk al mee sinds begin jaren
2000. Voorlopig blijven de erven dwarsliggen en is er
geen sprake van een albumversie.
Een ander onvoltooid Kuifje-scenario is een opzet
voor een verhaal dat zich integraal op een luchthaven
zou afspelen. De Franse titel luidt Un Jour d'Hiver,
dans un Aéroport (Op een Winterdag op
een Luchthaven). Kuifje komt daarin talloze personages
uit zijn andere avonturen tegen. Omwille van de complexiteit
van het scenario gaf Hergé het project op.
Extra
stukje textiel op cover van De Huurling deel 5
Het
volledig met olieverf geschilderde De Huurling
van Vicente Segrelles is een van de meest
herdrukte series van uitgeverij Arboris.
Eind 2018 verscheen deel 5 van "de definitieve editie".
De cover ervan zie je rechts hierboven staan. Bij eerdere
aankondigingen werd de cover links verspreid. Zie je het
verschil?
Je zou makkelijk kunnen aannemen dat het extra textiel
ter hoogte van de vrouwelijke borstpartij een preutse
censuuringreep betreft zoals de laatste paar jaar wel
meer het geval is in onze maatschappij. De waarheid is
dat de aanpassing al van 2011 dateert voor de derde druk
van het album. Via uitgeverij Arboris kregen we een antwoord
uit Spanje van de 78-jarige tekenaar Vicente Segrelles
himself op de vraag waarom hij de cover heeft
aangepast: "Ik weet het niet zo goed meer, maar ik
vermoed dat het was omdat er in de Verenigde Staten geen
meisjes met geheel ontblote borsten op de omslagen mochten
staan. Ik heb het aangepast en het is zo gebleven."
De aanpassing bleef trouwens beperkt tot de cover, in
het verhaal zijn geen ingrepen gebeurd, nu niet, vroeger
niet.
Aangezien het origineel van de cover werd bijgewerkt en
alle originelen opnieuw zijn ingescand voor de nieuwste,
"definitieve" uitvoering, siert die bijgewerkte
versie bijgevolg de jongste albumuitvoering. De toen voorlopige
cover die Arboris eerder verspreidde, maakte gebruik van
ouder, digitaal beeldmateriaal voordat de opnieuw ingescande
originelen beschikbaar waren. Het kwaliteitsverschil tussen
beide coverversies, tussen de oude en de nieuwe scan,
is een bijkomend, duidelijk verschil. Deze aangepaste
coverillustratie is ook gebruikt voor de nieuwe Spaanse
(bij Norma, zie hieronder links) en Duitse
(bij Splitter, zie hieronder rechts)
heruitgaves. In het Frans (bij Glénat)
start de heruitgave in maart 2019 in de vorm van drie
integrales.
Onvoltooid
project (37): Een Ster van Zwart Katoen door Raphaël
Drommelschlager
Via
deze rubriek kon je al lezen
dat Grzegorz Rosinski vragende partij
was voor Een Ster van Zwart Katoen, de strip
die Yves Sente uiteindelijk voor Steve
Cuzor schreef. Tussen die twee tekenaars lag
een lange weg waar een kleine vijftien jaar over ging.
Het zou eerst een trilogie geweest zijn, het werd ook
aangeboden aan Casterman vóór
het bij Dupuis belandde en diverse tekenaars
maakten proefplaten. Een van hen was Raphaël
Drommelschlager van wie in het Nederlands nog
geen enkel album is vertaald. Al bij al kon deze tekenaar
zich niet vinden in het project. Bovendien had hij het
nooit kunnen opnemen tegen Steve Cuzor, vindt hij zelf.
Onvoltooid
project (36): Guus Slim door Luc Warnant
Sinds
de detectivereeks Guus Slim samen met zijn bedenker
Maurice Tillieux verdween, liepen veel
tekenaars en scenaristen rond met plannen of projecten
rond een overname. Dany is er een van.
Olivier Schwartz en Yann
koesterden ook gelijkaardige plannen en creëerden
na een eenmalig hommagekortverhaal van Guus Slim
in Spirou dan maar een eigen versie, Atom
Agency, die in 2019 wordt vertaald. Iemand die zelf
de vraag kreeg om de reeks over te nemen, is Luc
Warnant, de latere tekenaar van Soda.
Na een eerste Vrij Vel voor een nummer van Robbedoes
in 1974, kon Warnant dankzij tekenaar Gos
snel aan de bak bij Dupuis. Tijdens een
zomervakantie na zijn laatste schooljaar ontmoette hij
in Frankrijk de tekenaar van De Katamarom die
toen ook nog Guus Slim tekende. Dat contact en
de gesprekken met Gos vielen zodanig goed mee dat Gos
Warnant voorstelde om Guus Slim over te nemen.
Warnant tekende enkele proefplaten die werden voorgesteld
aan uitgever Charles Dupuis en Robbedoes-hoofdredacteur
Thierry Martens. Enkele personagestudies
van het personage Vlinder zie je hierboven afgebeeld staan.
Martens hield ervan en zag brood in een overname. Dupuis
hield meer van enkele andere platen in de tekenmap van
Warnant met een personage dat hij tevoren schiep: Timothey
O. Wang. Warnant luisterde naar Dupuis en een eerste verhaal
van twintig pagina's verscheen in 1981 in Robbedoes.
Er vogde daarna nog een langer verhaal van 44 pagina's.
Intussen moest hij nee zeggen tegen André
Franquin die hem had gevraagd voor hem te komen
werken. Jammer voor Warnant, want hij vernam jaren later
dat Franquin graag had gezien dat hij op een dag Guust
Flater zou overnemen. Ook een vroege versie van de
reeks Pin-Up heeft hij geweigerd. Niet erg allemaal,
want op zoek naar een geschikte scenarist voor een nieuwe
reeks, stuitte hij op Tome met wie hij
dus Soda zou maken, ook al was dat maar voor
2,5 verhalen voor de tekenaar genoeg had van het stripmedium.
In
de architectenwoning van Jozef Schellekens
in Turnhout loopt nog tot eind november een tentoonstelling
met stripschatten van Kempense verzamelaars, georganiseerd
door Stripgids. Je kunt er onder meer allicht
de oudste Vlaamse strip, publiciteitsposters van Kuifje
en platen uit Op het Eiland Amoras en Bibbergoud
van Willy Vandersteen zien. De geboorte
van twee iconische stripfiguren komen ook aan bod op de
expo: Jommeke van Jef Nys en Adhemar,
zoon van Marc Sleens Nero. En wie die
twee eerste verschijningen met elkaar vergelijkt, valt
allicht iets bijzonders op.
"De redactie van het parochieblad (vandaag Kerk
en Leven, red) wou een pagina voor de jeugd en liet
me begin oktober 1955 komen om daar eens over te praten",
vertelde Nys aan Het Nieuwsblad. "Thuis
ben ik meteen beginnen te schetsen. Op een paar uur tijd
was Jommeke geboren. Een paar weken later, op 30 oktober
1955 om precies te zijn, verscheen de eerste gag, waarin
Jommeke door een ooievaar op de redactie van het parochieblad
gedropt wordt."
In die eerste plaat beklagen de paters de arme tekenaar
die zich voortaan moet ontfermen over het pijp rokende,
mollige kleutertje dat Jommeke toen nog was. Pas drie
jaar later, wanneer het eerste vervolgverhaal De Jacht
op een Voetbal wordt voorgepubliceerd in de krant
Het Volk, verandert Jommeke in de jonge tiener
zoals we hem vandaag nog steeds kennen.
In
1959 verschijnen eveneens in Het Volk al bijna
tien jaar de lotgevallen van Nero door Marc Sleen. Op
14 september wordt het nieuwe avontuur aangekondigd met
een geboortekaartje, inclusief een ooievaar: "Met
vreugde en ontroering delen de heer en mevrouw Nero U
de geboorte mee van een zoon. Alhier 13 september 1959."
Net zoals Jommeke blijkt de jonge spruit nogal wat haar
op de tanden te hebben. Hij heeft dan misschien zijn huilbuien,
verder praat hij als een volwassene en verkiest hij een
pint bier boven een papfles en een goede pijp boven een
fopspeen. Het nieuwbakken genie kiest zelf zijn naam:
"Adhemar zal ik heten, Adhemar en niets anders!"
De Zoon van Nero verschijnt in 1960 in albumvorm.
Ongeveer een jaar na de komst van Jef Nys naar Het
Volk introduceert ook Marc Sleen een opstandige kleuter,
die door de ooievaar wordt gedropt en onmiddellijk vlot
praat en pijp rookt. Een knipoog naar zijn nieuwe collega
of al dan niet bewust kopieergedrag?
Klik
hier voor info over de expo. Klik
hier voor Jef Nys in Het Nieuwsblad.
(artikel door Wouter Adriaensen)
We
kunnen weer een weetje delen over de Smurfen, meer bepaald
de Smurfin. In een eerder
artikel vertelden we je al dat de schepping van het
vrouwelijke Smurfenwezentje een ware martelgang was voor
Peyo. De Smurfin leverde hem een crisis,
ruzie met zijn vrouw, nachtmerries, huilbuien, bijna een
depressie en achteraf nog een boel verwijten op. Mogelijke
inspiratie voor het frivole, blonde wezentje zou hij opgedaan
kunnen hebben uit Playboy waarvan nummers circuleerden
op zijn studio. Een grotere zekerheid is het voorbeeld
voor de blonde lokken van de Smurfin. Die zou ze te danken
hebben aan foto's van de Franse actrice Mylène
Demongeot, geboren in 1935 en nog steeds een
kranige tante. Op foto's die wij vonden, herkennen we
eenzelfde weelderige haardos. Een identiek voorbeeld vonden
we weliswaar niet terug.
Mylène
is de dochter van een Fransman en een Russische moeder.
Bij haar eerste stapjes in de filmwereld, sinds 1953,
gold ze als een rivale voor een andere sierlijke blondine
die in de kijker liep: Brigitte Bardot.
Op haar palmares prijken meer dan zeventig films, een
reeks tv-series en toneelstukken en stond ze naast beroemde
acteurs als Yves Montand, David
Niven, Roger Moore, Jean-Paul
Belmondo, Gérard Depardieu
en Louis de Funès. In 1968 trouwde
ze met regisseur Marc Simenon, de zoon
van de Belgische schrijver Georges Simenon.
Na Marcs dood in 1999 sloeg ze aan het schrijven, werd
ze een activiste tegen dierenleed, vervuiling en antipersoonsmijnen
en bleef ze acteren. In 2015 verscheen in de collectie
Aire Libre (Vrije Vlucht) van Dupuis
een one-shot van Catel Muller en Claire
Bouilhac over een moeder en een dochter die hun
vrijheid als vrouw proberen te veroveren. Het gaat om
het waargebeurde verhaal van Mylène en haar moeder.
In
de jaren 1980 was de tekenfilmserie De Smurfen
een internationaal fenomeen dankzij de productie van
Hanna-Barbera onder toeziend oog van Peyo
en Yvan Delporte. De reeks was tussen
1983 en 1989 jaarlijks genomineerd voor een Daytime
Emmy Award, de hoogste Amerikaanse televisieonderscheiding.
In 1983 en 1984 verzilverde de reeks de nominaties als
winnaar. Scott Shaw, een van de animatoren,
somde in bovenstaand stripje voor de Amerikaanse vakpers
de Emmy's en de complimenten die losse afleveringen verwierven
met het oog op het binnenrijven van een derde Emmy.
De tekenfilmreeks liep van 1981 tot 1990 met 256 afleveringen
die samen goed zijn voor in totaal 418 verhalen. Momenteel
is een gloednieuwe 3D-geanimeerde serie in productie die
in 2021 op diverse tv-zenders wereldwijd te zien zal zijn.
Op
27 augustus 2018 was het tien jaar geleden dat Jim
de eerste basis legde voor zijn reeks Een Nacht in
Rome, meerbepaald Marie en een decor aan zee. Het
project heette toen nog L'Été (De
Zomer). Naar eigen zeggen was zijn grote geluk de
ontmoeting met zijn uitgever (in het Frans is dat Bamboo)
en vervolgens met zijn publiek en een almaar groeiende
steun die ook resulteert in de verkoop van originele tekeningen.
Inmiddels is Jim al begonnen aan deel 4, het slot van
het tweede tweeluik.
Heel
wat striptekenaars uit de vorige eeuw waren lid van de
scouts. Ook nadat ze al een carrière hadden opgebouwd
en de korte broek ontgroeid waren, kon hun voormalige
jeugdbeweging op hun diensten rekenen. Een van die (betaalde)
verzoeken was het illustreren van de jaarlijkse scoutskalender.
Voor de Waalse editie van 1963 tekende Peyo
twaalf illustraties met nieuwe figuurtjes. Op de illustratie
van de maand januari lopen bekende dwergjes rond die de
wereld nog moesten veroveren. Klik op onderstaande afbeeldingen
voor grotere versies.
De
Italiaanse westernreeks Tex Willer bestaat dit
jaar zeventig jaar. In 1948 verscheen het allereerste
boekje getiteld Il Totem Misterioso. In de beginjaren
waren het kleine, dunne boekjes op het formaat wat we
in onze contreien lilliputboekjes zijn gaan noemen met
één strook per pagina, in Italië kiezen
ze voor de benaming strisce of piccolo.
Pas in de jaren 1960 kwam hier verandering in en werden
oude en nieuwe verhalen voortaan gebundeld tot pocketboekjes
met zo'n 112 pagina's. Elke maand lag er een nieuw pocketboekje
in de kiosken, iets wat tot op de dag van vandaag wordt
volgehouden
Iedere maand een nieuw avontuur, iedere maand een nieuwe
albumcover. De cover van een (strip)boek was — en
is — heel belangrijk: het moet opvallen tussen de
andere boekjes in de winkel, het moet uitnodigen tot lezen.
In die tijd was het Tex-tekenaar van het eerste
uur AurelioGaleppini
(Galep) die alle covers mocht tekenen.
Pas in 1994, bij pocket 400, hing hij z'n tekenpen aan
de wilgen en werd hij opgevolgd door de huidige covertekenaar
Claudio Villa.
In de jaren 1960 en 1970 was het kennelijk nog niet zo
eenvoudig om iedere maand een pakkende en opvallende westerncover
aan te leveren. De laatste jaren wordt er op de diverse
Tex Willer-internetforums driftig gezocht naar
de inspiratiebronnen van Galep, en er worden er steeds
meer gevonden...
In deze rubriek verschenen al eerder artikelen over de
dunne scheidslijn tussen "inspiratie opdoen"
en "ongeneerd plagiaat", bijvoorbeeld bij de
reeks Blueberry en diverse reeksen van Studio
Vandersteen zoals Bessy. Hieronder vind
je een flink aantal Tex Willer-covers met de
bijbehorende "inspiratiebron". Vaak zijn het
covers van oude Amerikaanse stuiverromans. Dell-paperbacks
lijken bijzonder populair, maar ook oude filmposters en
foto's uit oude westernfilms werden gerecycleerd. Soms
is een westernpose zo klassiek dat het toeval kan zijn,
maar in de meeste gevallen zijn de scènes en houdingen
één op één nagetekend. Niet
dat dit enige afbreuk heeft gedaan aan de reeks, Tex
Willer is tegenwoordig nog altijd de populairste
strip in Italië, met vertalingen in een groeiend
aantal landen — in Nederland en Vlaanderen door
Uitgeverij HUM!. Alhoewel ook in Italië
een dalende verkooptrend geldt, ligt de oplage van de
maandelijkse pocket nog altijd rond de 180.000 exemplaren.
Aantallen waar uitgeverijen in het Nederlandse taalgebied,
en zelfs in Frankrijk, jaloers op kunnen zijn.
(met dank aan Erik van
Helvoort)
Af
en toe bedenkt een stripmaker, een uitgeverij en/of een
marketingdienst iets speciaals om van de cover van een
album iets opvallends te maken. Voor deel 17 van G.
Raf Zerk bijvoorbeeld kon je jezelf zien in een folie
met spiegellaag. Volgens de dialoog op de cover was jij
dan degene die morgen zou begraven worden. Het album kwam
in 1999 uit. Allemaal goed en wel voor een eerste druk,
maar hetzelfde soms technische huzarenstukje herhalen
voor een herdruk van hetzelfde album is niet altijd aan
de orde. Voor de Franse herdruk van het album (in het
Nederlands bleef het vooralsnog bij één
druk) herwerkte Marc Hardy de coverillustratie
(zie hierboven) een beetje zodat het trucje met de spiegel
niet meer hoefde.
Dit gezegd zijnde, voor de allereerste cover van de gagreeks
maakte Hardy onderstaande ontwerpen. Door de zwarte achtergrond
werd de eerste te macaber bevonden. Voor de tweede illustratie
besefte Hardy dat zijn doodgraver al verder was geëvolueerd
dan de versie in de gebundelde gags. Er lag namelijk vier
jaar tussen de allereerste gepubliceerde gags en het eerste
album in 1986. Het waren grafisch niet meer dezelfde personages.
Over
strips en muziek valt een complete rubriek te vullen.
Talloze tekenaars hebben platenhoezen getekend, sommigen
speelden of spelen zelf muziek en er bestaan heel wat
andere samenwerkingen. Dit is er eentje.
In 1973 releaste Lode De Ceuster het
vinylplaatje Zingen met Jommeke met Het Jommekeslied
en op de B-kant Jommeke en zijn Vrienden. De
Ceuster is een Antwerpse zanger die in de jaren 1960 optrad
als protestzanger en plaatselijk bekend raakte als De
Zingende Dokwerker. Hij werkte samen met onder
meer Ferre Grignard, Jan De Wilde
en Wannes Van de Velde en maakte deel
uit van de Antwerpse groep d'Apsjaars.
Het Jommekeslied is een herwerkte versie van
Jef Nys' eigen Jommekeslied
waarvan hij in 1968 de tekst neerpende voor de door hem
geschreven, geregisseerde, gemonteerde en bekostigde film
De Schat van de Zeerover. Hieronder kan je Lode
De Ceusters versie beluisteren met de Merksemse
Mereltjes als achtergrondkoor.
De
eerste samenwerking tussen Jan Bosschaert en Zidrou
Recent
verscheen het one-shot Horizontaal, een samenwerking
tussen Jan Bosschaert en Zidrou
bij Le Lombard in zowel het Nederlands
als het Frans. het is niet hun eerste gezamenlijke productie,
maar voor hun eerste strip moeten we terug naar het jaar
1995. Toen verscheen het drieduizendste nummer van het
weekblad Robbedoes/Spirou.
Het Franstalige nummer was veel dikker dan het Nederlandstalige
en het bevatte ook heel wat kortverhalen die je kon lezen
én beluisteren via een bijgevoegde cd. Enkel in
Spirou stond Bosschaerts kortverhaal Brigade
de Boîtes de Nuit waarin een moord in een disco
(met slachthuisthema) wordt gepleegd en onderzocht. Dat
kortverhaal vind je hierboven, klik erop voor grotere
afbeeldingen. En hier
vind je een mp3 om dat verhaal ook te horen.
In 1995 was Zidrou nog maar enkele jaren actief als scenarist
van stripverhalen. Volgens Bosschaert liep hij Zidrou
jaren later tegen het lijf op een stripevent in Frankrijk.
"Hij was onze samenwerking niet vergeten. 'Let op
mijn woorden', zei hij, 'ooit wil ik nog eens iets voor
jou tekenen'. En zo geschiedde ook: out of the blue
kreeg ik een mailtje met de boodschap dat hij iets had
dat echt op mijn lijf geschreven was. Hij wilde graag
dat ik het tekende omdat ik volgens hem zo goed vrouwelijke
emoties weet te vatten." Dat leidde dus naar Horizontaal.
(Bron: BM Mag, juni 2018)
Onvoltooid
project (35): Een Ster van Zwart Katoen door Grzegorz
Rosinski en Yves Sente
Steve
Cuzor, bekend van O'Boys en een album
van XIII Mystery, en Yves Sente
maakten dit jaar een dijk van een strip waar ze veel lof
voor vergaarden en inmiddels ook al prijzen. Toch was
Cuzor niet de eerste keus voor het tekenen van Een
Ster van Zwart Katoen. Oorspronkelijk was Grzegorz
Rosinski namelijk vragende partij voor dit verhaal.
Na hun eerdere samenwerking, het tweeluik De Wraak
van Graaf Skarbek (2004-2005), wou Rosinski een strip
maken over de Tweede Wereldoorlog. Hij vroeg Sente over
een thema na te denken. De scenarist zocht een persoonlijke
zoektocht waarbij een groepje mannen kon gevolgd worden
op de achtergrond van de oorlog. Hij vond een boek over
de historische Monuments Men vóór
het een (geflopte) film werd van George Clooney.
Sente verbond er een eigen anekdote aan uit zijn studentenijd.
Hij bracht een jaar door in Illinois waar hij op een avond
was uitgenodigd voor een feestje. Hij maakte er kennis
met een jongeman met wie hij vriendschap sloot. Op het
einde van de avond wou de jongen Yves Sente een cadeau
geven: een netjes opgevouwen Amerikaanse vlag. Sente moest
wel zweren dat de vlag onder geen enkel beding de vloer
mocht raken. Mocht de vlag wel op de grond belanden, diende
hij die te verbranden. Sente was geraakt door die vaderlandslievendheid
en het geloof in zijn land en de vlag. Bij het bedenken
van Een Ster van Zwart Katoen leek de zoektocht
naar de allereerste Amerikaanse vlag een sterk onderwerp.
Ook de segregatie en de strijd om gelijke rechten voor
zwarten nam hij mee in zijn scenario dat een trilogie
moest worden. Grzegorz' zoon Piotr kon
het verhaal echter niet waarderen, hij vond het te veel
neigen naar Amerikaanse propaganda.
Geen Rosinski dus als tekenaar, maar Sente stelde het
project wel voor aan uitgeverij Dupuis. José-Louis
Bocquet, collectiedirecteur van Vrije Vlucht,
wou de trilogie liever als één album uitgeven.
Steve Cuzor kwam mee aan boord, stelde nog wat veranderingen
voor om zich het verhaal en de personages eigen te maken
en het kwam tot de inmiddels gevierde samenwerking.
Ook Steve Cuzor had al een project geweigerd voor hij
bij Een Ster van Zwart Katoen uitkwam. Hij kreeg
van Glénat namelijk het aanbod
om Er Was Eens op scenario van Fabien
Nury te tekenen. Cuzor vond het een mooi verhaal,
maar hij kon er niets aan toevoegen. Hij belde zijn vriend
Sylvain Vallée... die het project
inmiddels zelf in handen had gekregen. Ook die reeks werd
een groot succes.
(Bron: Charles-Louis Detournay
— ActuaBD.com, 5 mei 2018)
De
plaat van Franquin, Peyo, Roba, Walthéry en Will
Striptekenaars
illustreren weleens vaker platenhoezen, maar wellicht
kwam er nooit eerder zoveel verzamelde star quality
uit als in 1977 toen André Franquin,
Peyo, Jean Roba, François
Walthéry en Will (voor
het decor van Peyo's illustratie) de krachten verenigden.
Dat deden ze voor een 45-toerenplaat van Chante avec
Charlebois van Robert Charlebois.
Charlebois is een Canadese schrijver, zanger, muzikant
en acteur uit de Canadese provincie Quèbec waar
ze nog Frans spreken. De in Frankrijk uitgebrachte plaat
Chante avec Charlebois bevat vier liedjes die
elk door een tekenaar is geïllustreerd. Voor de voor-
en achterkant van de platenhoes tekenden Franquin, Peyo,
Roba en Walthéry een gezamenlijke illustratie.
Voer voor verzamelaars!
Klik op onderstaande afbeeldingen voor een grotere weergave.